CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De gewijde kunst is waar en schoon, wanneer ze door haar vormgeving aan haar eigen roeping beantwoordt: in geloof en aanbidding het transcendente mysterie van God oproepen en verheerlijken, deze onovertroffen en onzichtbare schoonheid van de waarheid en de liefde, zoals die verschenen is in Christus, "de afstraling van Gods heerlijkheid, het evenbeeld van zijn wezen" (Heb. 1, 3), in wie "de Godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (Kol. 2, 9), geestelijke schoonheid, en weerspiegeld in de heilige Maagd, de Moeder van God, in de engelen en de heiligen. De echte gewijde kunst brengt de mens tot aanbidding, tot gebed, tot liefde voor God, zijn Schepper en Verlosser, de Heilige en Heiligmaker.
Alinea's in de marge van alinea 2502
"De muzikale traditie van de universele Kerk heeft een schat geschapen van ongekende waarde, die de andere uitingen van kunst te boven gaat, met name doordat de gewijde melodieën aan de woorden gebonden zijn en zo een noodzakelijk of integrerend bestanddeel van de plechtige eredienst vormen".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 112. vert. uit Lat. Het dichten en het zingen van de geïnspireerd psalmen, vaak begeleid door muziekinstrumenten, waren al in het Oude Verbond nauw verbonden met de liturgische vieringen. De Kerk zet deze traditie voort en ontwikkelt ze verder: "Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte" (
Ef. 5, 19).
Vgl. Kol. 3, 16-17
"Wie zingt, bidt dubbel".
Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 72,1
Zang en muziek vervullen hun tekenfunctie des te meer "naarmate zij nauwer met de liturgische handeling verbonden"
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 112. vert. uit Lat. zijn, volgens drie wezenlijke maatstaven: de expressieve schoonheid van het gebed, de eenstemmige deelneming van de verzamelde gemeenschap op vastgestelde tijden en het plechtige karakter van de viering. Op deze wijze hebben zij deel aan het doel van de woorden en de liturgische handelingen: de verheerlijking van God en de heiliging van de gelovigen:
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 112 Wat heb ik geschreid bij uw hymnen en gezangen, diep ontroerd door de aangename klanken in uw Kerk! Die stemklanken drongen mijn oren binnen en lieten de waarheid in mijn hart doorsijpelen; een innige aandoening van vroomheid golfde daaruit opwaarts en dan stroomden de tranen en ik voelde mij er wel bij. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 9,6,14
De harmonie van de tekens (zang, muziek, woorden en handelingen) is hier des te expressiever en vruchtbaarder naarmate ze zich uitdrukt in de
culturele rijkdom die eigen is aan het vierende Volk van God.
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 11 Daarom ook "moet de religieuze volkszang deskundig worden bevorderd, zodat bij de godvruchtige en godsdienstige oefeningen en bij de liturgische handelingen zelf", in overeenstemming met de kerkelijke richtlijnen, "de stem van de gelovigen kan weerklinken".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 118. vert. uit Lat. Maar "de teksten die voor de kerkzang bestemd zijn, moeten overeenstemmen met de katholieke leer en zelfs bij voorkeur aan de heilige Schrift en de liturgische bronnen worden ontleend".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 121. vert. uit Lat.
De sacrale beeldende kunst
De sacrale afbeelding, de liturgische icoon, stelt allereerst
Christus voor. Zij kan geen voorstelling maken van de onzichtbare en ondoorgrondelijke God; door de menswording van de Zoon van God hebben de afbeeldingen een nieuwe functie in Gods heilsplan gekregen:
Eertijds kon God, die noch een lichaam noch een gestalte heeft, geenszins door een afbeelding voorgesteld worden. Nu Hij zich echter in het vlees heeft getoond en Hij onder de mensen heeft geleefd, kan ik een afbeelding maken van wat ik van God gezien heb. (...) Met onverhuld gelaat aanschouwen wij de glorie van de Heer. H. Johannes Damascenus, Toespraken ter rechtvaardiging van de verering van heiligenbeelden, De sacris imaginibus orationes. 1,16, vert. uit Gr.
De christelijke iconografie geeft de evangelische boodschap weer met een beeld, zoals de heilige Schrift haar doorgeeft via het woord. Beeld en woord verklaren elkaar wederzijds:
Om het op bondige wijze te belijden: we blijven trouw aan alle schriftelijke en niet-schriftelijke tradities van de kerk die ons onveranderd overgeleverd werden. Eén ervan is de levendige voorstelling van evangelische scènes door de schilderkunst. Dit komt goed overeen met de prediking van het evangelieverhaal, die het geloof verkondigt in het goddelijk Woord dat waarlijk en niet in schijn mens geworden is. Deze overlevering via beelden is ons even nuttig en voordelig, want de dingen die elkaar wederzijds verhelderen, voeren ongetwijfeld ook over en weer tot een duidelijker begrip. Conc. van Nicea II (787): "Terminus" Conciliorum oecumenicorum decreta 135
Alle tekens in de liturgische viering hebben betrekking op Christus: ook de heilige beeltenissen van de Moeder Gods en van de heiligen. Zij duiden inderdaad Christus aan die in hen verheerlijkt is. Zij maken "die menigte getuigen" (
Heb. 12, 1) zichtbaar die blijven meewerken aan het heil van de wereld en met wie wij verenigd zijn, vooral in de sacramentele viering. Door middel van de iconen wordt de mens, geschapen "naar het beeld van God" en nu omgevormd naar zijn gelijkenis",
Vgl. Rom. 8, 29
Vgl. 1 Joh. 3, 2
aan ons geloof geopenbaard, evenals de engelen, die ook in Christus onder één hoofd zijn gebracht:
Volgens de goddelijk geïnspireerd leer van onze heilige vaderen en de overlevering van de katholieke Kerk, waarvan we weten dat zij de overlevering is van de heilige Geest die in haar woont, bepalen wij in alle zekerheid en nauwkeurigheid dat, net zoals de afbeelding van het kostbaar en levenschenkend kruis, ook de vererenswaardige en heilige beeltenissen, of ze geschilderd zijn of in mozaïek of op welke passende wijze ook vervaardigd, in de heilige kerken van God aangebracht moeten worden, op de heilige vaten of gewaden, op muren en schilderijen, in de huizen en langs de wegen; zowel het beeld van onze Heer, God en Verlosser, Jezus Christus, als van onze ongerepte en heilige Moeder Gods, van de eerbiedwaardige engelen en van alle heiligen en rechtvaardigen. 2e Concilie van Nicea, 7e Zitting - De definitie aangaande heilige afbeeldingen, Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus (13 okt 787)
"De schoonheid en de kleur van de beelden sporen mij aan tot gebed. Het is een feest voor mijn ogen, zoals ook het aanschouwen van het landschap mijn hart opwekt om God te verheerlijken". H. Johannes Damascenus, Toespraken ter rechtvaardiging van de verering van heiligenbeelden, De sacris imaginibus orationes. 1,27, vert. uit Gr. De beschouwing van heilige iconen, samen met de overweging van het woord van God en de zang van de liturgische hymnen, vormt een harmonie met de tekens van de viering. Hierdoor wordt het gevierde mysterie in het geheugen van het hart gegrift en komt het vervolgens tot uitdrukking in het nieuwe leven van de gelovigen.
© 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"