15 augustus 1997
De gewijde kunst is waar en schoon, wanneer ze door haar vormgeving aan haar eigen roeping beantwoordt: in geloof en aanbidding het transcendente mysterie van God oproepen en verheerlijken, deze onovertroffen en onzichtbare schoonheid van de waarheid en de liefde, zoals die verschenen is in Christus, "de afstraling van Gods heerlijkheid, het evenbeeld van zijn wezen" (Heb. 1, 3), in wie "de Godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (Kol. 2, 9), geestelijke schoonheid, en weerspiegeld in de heilige Maagd, de Moeder van God, in de engelen en de heiligen. De echte gewijde kunst brengt de mens tot aanbidding, tot gebed, tot liefde voor God, zijn Schepper en Verlosser, de Heilige en Heiligmaker.