
15 augustus 1997
De politieke rechten die verbonden zijn aan het staatsburgerschap, kunnen en moeten toegekend worden volgens de eisen van het algemeen welzijn. Ze mogen door de publieke overheid niet opgeschort worden zonder een wettige reden, die in verhouding staat tot de maatregel. De uitoefening van de politieke rechten is gericht op het algemeen welzijn van de natie en van de hele menselijke gemeenschap.
Ergernis kan ook ontstaan door wettelijke voorschriften of instellingen, door de mode of door de publieke opinie.
Zo maken zich schuldig aan ergernis diegenen die wetten uitvaardigen of sociale structuren invoeren die leiden tot zedelijke ontaarding, tot verval van het godsdienstige leven of tot "sociale omstandigheden die, al dan niet gewild, een christelijke levenshouding in overeenstemming met de geboden, uiterst moeilijk en praktisch onmogelijk maken". Paus Pius XII, Radiotoespraak, Op het Hoogfeest van Pinksteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum Novarum, La Solennità (1 juni 1941), 6. AAS 33 (1941) 197 Dit geldt eveneens voor leiders van ondernemingen die voorschriften uitvaardigen die aanzetten tot bedrog, voor meesters die hun kinderen "verbitteren" Vgl. Ef. 6,4 Vgl. Kol. 3,21 of voor hen die, door manipulatie van de publieke opinie, deze afkerig maakt van de morele waarden.