15 augustus 1997
De bevestiging van het filioque kwam niet voor in de in 381 te Constantinopel uitgesproken geloofsbelijdenis. Maar de heilige paus Leo heeft dit reeds dogmatisch beleden in 447, Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Aan Bisschop Turribius van Astorga, Quam laudabiliter (21 juli 447), 2. DS 284 hiermee een oude Latijnse en Alexandrijnse overlevering volgend, en dit nog vóórdat Rome in 451 op het concilie van Chalcedon, de geloofsbelijdenis uit 381 leerde kennen en aanvaardde. Het gebruik van deze formulering in het Credo heeft langzamerhand ingang gevonden in de Latijnse liturgie (tussen de 8e en de 11e eeuw). Het inlassen van het filioque door de Latijnse liturgie in de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel vormt nu nog een geschilpunt tussen de katholieke Kerk en de orthodoxe kerken.