
15 augustus 1997
Overspel. Deze term wordt gebruikt om de ontrouw in het huwelijk aan te duiden. Wanneer twee partners, van wie er minstens één gehuwd is, met elkaar een seksuele relatie aangaan, zelfs van voorbijgaande aard, begaan ze overspel. Christus veroordeelt overspel en zelfs het verlangen alleen al hiernaar. Vgl. Mt. 5, 27-28 Het zesde gebod en het Nieuwe Testament veroordelen overspel op een absolute wijze. Vgl. Mt. 5, 32 Vgl. Mt. 19, 6 Vgl. Mc. 10, 11 Vgl. 1 Kor. 6, 9-10 De profeten geven het ernstig karakter ervan aan. In het overspel zien ze een beeld van de zonde van afgoderij. Vgl. Hos. 2, 7 Vgl. Jer. 5, 7 Vgl. Jer. 13, 27
Overspel is een onrecht. Wie overspel bedrijft, schiet tekort in de aangegane verplichtingen. Hij schendt het teken van het verbond namelijk de huwelijksband; hij schendt het recht van de andere partner en brengt schade toe aan de instelling van het huwelijk door het contract te verbreken waarop het steunt. Hij benadeelt het welzijn van het menselijk geslacht en van de kinderen, die behoefte hebben aan een stabiele verbondenheid tussen de ouders.
Tussen gedoopten geldt "dat een huwelijk dat aangegaan en voltrokken is, door geen enkele menselijke macht en door geen enkele oorzaak, behalve de dood, kan ontbonden worden". Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1141
Indien de burgerlijke echtscheiding als enige mogelijkheid overblijft om bepaalde wettige rechten, de zorg voor de kinderen of de bescherming van het erfdeel veilig te stellen, kan ze gedoogd worden, zonder daarom een morele fout te betekenen.
Als de echtgenoot, na de scheiding van zijn vrouw, een andere vrouw tot zich neemt, begaat hij echtbreuk, want hij laat deze vrouw echtbreuk plegen; en de vrouw die bij hem woont, begaat echtbreuk, omdat ze de echtgenoot van een andere vrouw tot zich getrokken heeft. H. Basilius van Caesarea, Moralia. reg. 73: PG 31, 849D-853B