15 augustus 1997
De Kerkvaders maken een onderscheid tussen theologia en oikonomia: met de eerste term bedoelen ze het mysterie van het innerlijk leven van God als Drieëenheid, met de tweede alle werken van God, waarin Hij zich openbaart en zijn leven meedeelt. Door de oikonomia wordt ons de theologia geopenbaard; maar omgekeerd verklaart de theologia heel de oikonomia. De werken van God openbaren wie Hij in zichzelf is; en omgekeerd verheldert het mysterie van zijn innerlijk leven het verstaan van al zijn werken. Zo gaat het op analoge wijze tussen menselijke personen. De persoon toont zich in zijn handelen en hoe beter wij een persoon kennen, des te beter begrijpen wij zijn handelen.
In het symbolum van het geloof belijdt de Kerk het mysterie van de heilige Drie-Eenheid en haar "geheim raadsbesluit" ten aanzien van de hele schepping: de Vader brengt het "raadsbesluit van zijn wil" (Ef. 1, 9) tot vervulling, door zijn welbeminde Zoon en zijn Heilige Geest te schenken tot heil van de wereld en ter verheerlijking van zijn naam. Dat is het Christusmysterie, Vgl. Ef. 3, 4 dat geopenbaard en verwezenlijkt is in de geschiedenis volgens een plan, een met wijsheid ontworpen "beschikking", die Paulus "de volvoering van het geheim" (Ef. 3, 9) noemt en die de patristische traditie "de economie van het mensgeworden Woord", de "heilseconomie" of de "heilsgeschiedenis" zal noemen.
Als een werk dat tegelijkertijd gemeenschappelijk en persoonlijk is, laat heel de goddelijke heilseconomie zowel de eigenheid van de goddelijke personen als hun ene natuur kennen. Daarom is heel het christelijk leven een deel hebben aan ieder van de goddelijke personen zonder deze ook maar enigszins te scheiden. Wie eer brengt aan de Vader, doet dat door de Zoon in de Heilige Geest; wie Christus volgt, doet dat, omdat de Vader hem tot zich trekt Vgl. Joh. 6, 44 en de Heilige Geest hem beweegt. Vgl. Rom. 8, 14