15 augustus 1997
Zelfs indien de dood dreigend nabij geacht wordt, is het niet geoorloofd om de verzorging die men gewoonlijk aan een zieke verschuldigd is, te onderbreken. Het gebruik van pijnstillende middelen om het lijden van een stervende te verlichten, zelfs als men daardoor zijn leven zou verkorten, kan moreel in overeenstemming zijn met de menselijke waardigheid, als de dood noch als doel noch als middel beoogd wordt, maar enkel wordt voorzien en geduld als onvermijdelijk. De pijnverzachtende verzorging is een bevoorrechte vorm van onbaatzuchtige liefde. Daarom moet zij bevorderd worden.