15 augustus 1997
"De ingrepen op het menselijk embryo kunnen als geoorloofd beschouwd worden, op voorwaarde dat ze het leven en de integriteit ervan eerbiedigen en dat ze geen buitensporig grote risico's voor het embryo meebrengen, maar integendeel de genezing, de verbetering van de gezondheidstoestand of het individueel voortbestaan ervan beogen". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 9"Het is immoreel menselijke embryo's te produceren met de bedoeling ze te gebruiken als biologisch beschikbaar materiaal". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 11
"Sommige pogingen om de erfelijke eigenschappen van chromosomen te beïnvloeden of genen te beïnvloeden zijn niet therapeutisch bedoeld, maar beogen de productie van menselijke wezens, geselecteerd op basis van het geslacht of op basis van andere vooropgestelde kwaliteiten. Deze ingrepen zijn in strijd met de persoonlijke waardigheid van het menselijk wezen, met zijn integriteit en zijn identiteit", uniek en onherhaalbaar. Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 12