
15 augustus 1997
Wanneer de samenleving toestaat dat er een dodelijke hongersnood ontstaat, zonder dat men zich inzet om er iets aan te doen, betekent dit een schromelijke onrechtvaardigheid en een zware fout. De sjacheraars, van wie de woekerpraktijken de honger en de dood van hun broeders veroorzaken, begaan indirect doodslag; ze zijn er verantwoordelijk voor. Vgl. Am. 8, 4-10
Voor onvrijwillige doodslag is men moreel niet verantwoordelijk. Maar men maakt zich wel schuldig aan een zware zonde, als men - zonder reden die tot de daad in verhouding staat - zo handelt dat men de dood veroorzaakt, zelfs als men dat niet heeft bedoeld.