CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De wettige zelfverdediging
De geoorloofde zelfverdediging van personen en van maatschappijen vormt geen uitzondering op het verbod om onschuldigen te doden, wat gebeurt bij vrijwillige doodslag. "De daad van zelfverdediging kan een dubbel gevolg hebben: het ene is het behoud van zijn eigen leven, het andere de dood van de aanvaller. (...) Slechts het ene is gewild; het andere is dit niet".
H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II,64,7
De liefde voor zichzelf is en blijft een grondprincipe van de zedelijkheid. Het is dus geoorloofd zijn eigen recht op leven te laten eerbiedigen. Wie zijn leven verdedigt, maakt zich niet schuldig aan moord, zelfs niet als hij ertoe verplicht wordt om zijn aanvaller een dodelijke slag toe te brengen:
Indien men om zich te verdedigen meer geweld gebruikt dan nodig is, is dit niet toegestaan. Maar als men geweld op een gepaste wijze afweert, is het toegestaan (...). En het is niet vereist voor de zaligheid dat men deze daad van gepaste bescherming zou nalaten om te vermijden dat men de andere zou doden; want men is meer verplicht te waken over zijn eigen leven dan over dat van een ander. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II,64,7
Gewettigde zelfverdediging kan niet alleen een recht zijn, maar een zware plicht zijn voor iemand die voor het leven van anderen verantwoordelijk is. De verdediging van het algemeen welzijn vereist dat een onrechtvaardige aanvaller de mogelijkheid wordt ontnomen schade aan te richten. Op grond hiervan hebben degenen die wettelijke verantwoordelijkheid dragen ook het recht gewapend op te treden tegen de aanvallers van de burgergemeenschap waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
De inspanning van de staat om de verspreiding van gedragingen te verhinderen die strijdig zijn met de rechten van de mens en met de grondregels van het maatschappelijk samenleven, beantwoordt aan de eis om het algemeen welzijn te beschermen. De wettige overheid heeft het recht en de plicht straffen op te leggen die in verhouding staan tot het ernst van het misdaad.
Straf heeft op de eerste plaats het doel de door overtreding veroorzaakte verstoring van de orde ongedaan te maken. Wanneer de straf door de schuldige vrijwillig wordt aanvaard, krijgt die de waarde van uitboeting. Straf beoogt dan, behalve verdediging van de openbare orde en de veiligheid van de mensen, een therapeutisch doel: ze moet er zo veel mogelijk toe bijdragen dat de schuldige zijn leven betert.
© 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"