15 augustus 1997
Geeft ieder wat hem toekomt: belasting en rechten aan wie gij belasting en rechten verschuldigd zijt; ontzag en eerbied aan wie ontzag en eerbied toekomen (Rom. 13, 7).(De christenen) wonen in hun eigen vaderland, maar als waren zij daar gevestigde vreemdelingen. Zij hebben alles gemeenschappelijk met de anderen als burgers, en zij hebben van alles te verduren als vreemden (...). Zij gehoorzamen aan de geldende wetten, maar zij overtreffen deze door hun levenswijze (...). God heeft hen geplaatst op een belangrijke past die zij volstrekt niet magen verlaten. Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. 5,5.10; 6,10, vert. Getijdenboek I,3,108
De Apostel spoort ons aan om gebeden te verrichten en te danken voor de koningen en voor allen die gezag uitoefenen, "opdat wij ongestoord en rustig, een in alle opzichten godvruchtig en waardig leven kunnen leiden" (1 Tim. 2, 2).
De politieke overheid mag, met het oog op het algemeen welzijn dat zij moet behartigen, het recht van immigratie afhankelijk maken van een aantal juridische voorwaarden, met name van het onderhouden van de plichten van de migranten ten overstaan van het land dat hen opneemt. De immigrant moet met dankbaarheid het materiële en geestelijke erfgoed eerbiedigen van het land dat hem ontvangt; hij moet de wetten ervan onderhouden en mee in de lasten dragen.
Als burgers door het openbaar gezag dat zijn bevoegdheid te buiten gaat, in verdrukking gebracht worden, dan mogen zij van hun kant niet weigeren wat objectief wordt gevraagd door het algemeen welzijn; maar men mag het niet ongeoorloofd noemen, als zij hun rechten en die van hun medeburgers tegen machtsmisbruik verdedigen, binnen de grenzen die de natuurwet en de wet van het Evangelie stellen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 74. § 5
De samenlevingen die deze achtergrond niet erkennen of hem weigeren te aanvaarden met een beroep op hun onafhankelijkheid tegenover God, moeten hun criteria en hun doelstellingen ofwel in zichzelf zoeken of ze ontlenen aan een bepaalde ideologie; door het feit dat ze geen objectief criterium voor goed en kwaad kunnen aanvaarden, kennen ze zichzelf een absolute macht toe over de mens en zijn bestemming, ofwel openlijk ofwel in het geheim, zoals blijkt uit de geschiedenis. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 45.46