15 augustus 1997
De ouders zijn de eerste verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen. Zij nemen deze verantwoordelijkheid allereerst op door ervoor te zorgen dat hun huis een 'thuis' wordt, waar tederheid, vergevingsgezindheid, eerbied, trouw en belangeloze dienstbaarheid regel zijn. In het gezin kunnen deugden worden voorgeleefd en aangeleerd. Dit veronderstelt het aanleren van zelfverloochening, van gezond verstand en zelfbeheersing: voorwaarden om te komen tot echte vrijheid. De ouders moeten hun kinderen leren "de natuurlijke, fysieke en instinctieve strevingen ondergeschikt te maken aan de innerlijke en spirituele waarden". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 36 Het betekent een ernstige verantwoordelijkheid voor de ouders om hun kinderen het goede voorbeeld te geven. Wanneer ze tegenover hen hun eigen fouten kunnen erkennen, zullen ze des te beter in staat zijn hen te leiden en te verbeteren.
"Wie zijn zoon liefheeft moet hem slagen blijven toedienen, wie zijn zoon goed opvoedt zal er wel bij varen" (Sir. 30, 1-2). "En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt ze op met christelijke tucht en vermaning" (Ef. 6, 4).