15 augustus 1997
Het gezin is de oorspronkelijke cel van het maatschappelijk leven . Het is de natuurlijke gemeenschap waarin man en vrouw geroepen zijn om zichzelf te geven in liefde en in het doorgeven van het leven. Het gezag, de stabiliteit en de onderlinge verhoudingen in de schoot van het gezin vormen de grondslag voor de vrijheid, de veiligheid en de broederlijkheid in de schoot van de samenleving. Het gezin is de gemeenschap waarin men van kindsbeen af de zedelijke waarden kan leren kennen, kan beginnen God eer te bewijzen en kan leren de vrijheid op een goede wijze te gebruiken. Het leven in gezinsverband is de inleiding in het sociale leven.
Het gezin moet zo leven, dat de leden leren zorg en verantwoordelijkheid te dragen voor jongeren en ouderen, voor zieken, gehandicapten en armen. Tal van gezinnen zijn op een gegeven ogenblik niet in staat deze hulp te verlenen. Het is dan de taak van andere personen, andere gezinnen, en zo nodig van de samenleving om in die noden te voorzien: "Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld" (Jak. 1, 27)