15 augustus 1997
De huwelijksgemeenschap heeft haar grondslag in de wederzijdse instemming van de echtgenoten. Het huwelijk en het gezin zijn geordend op het welzijn van de echtgenoten en op de voortplanting en op de opvoeding van de kinderen. De liefde van de echtgenoten en de geboorte van kinderen doen tussen de leden van eenzelfde gezin persoonlijke banden en oorspronkelijke verantwoordelijkheden ontstaan.
Een man en een vrouw, verenigd in het huwelijk, vormen samen met hun kinderen een gezin. Deze instelling gaat aan elke erkenning door het openbaar gezag vooraf; ze staat erboven. Men moet deze gemeenschap als het normale referentiepunt beschouwen, waarnaar de verschillende vormen van verwantschap beoordeeld moeten worden.
Door de man en de vrouw te scheppen heeft God het menselijk gezin ingesteld en het begiftigd met zijn grondwet. De leden ervan zijn personen met eenzelfde menselijke waardigheid. Omwille van het algemeen welzijn van zijn leden en van de samenleving is met het begrip 'gezin' een veelheid van verantwoordelijkheden, rechten en plichten verbonden.
"Het christelijk gezin is een specifieke vorm en realisatie van de kerkgemeenschap; daarom (...) moet het als een 'huiskerk' beschouwd worden". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 21 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Het is een gemeenschap van geloof, van hoop en van liefde; in de Kerk krijgt het gezin een heel bijzonder belang, zoals blijkt in het Nieuwe Testament. Vgl. Ef. 5, 21 - 6, 4 Vgl. Kol. 3, 18-21 Vgl. 1 Pt. 3, 1-7
Het christelijk gezin is een gemeenschap van personen, een spoor en een beeld van de gemeenschap van de Vader en de Zoon in de Heilige Geest. Het voortbrengen en opvoeden van kinderen weerspiegelt de scheppende activiteit van de Vader. Het gezin is geroepen om deel te nemen aan het gebed en het offer van Christus. Het dagelijkse gebed en het lezen van Gods Woord zullen de liefde in het gezin laten groeien. Het christelijk gezin verkondigt de blijde boodschap en werkt missionerend.
De onderlinge verhoudingen in het gezin verwekken een affiniteit van gevoelens, van genegenheid en interesse, wat vooral voortkomt uit het wederzijds respect van de personen. Het gezin is een bevoorrechte gemeenschap, geroepen om tot "een gezamenlijk beraad te komen van de echtgenoten en eveneens tot een zorgzame samenwerking van de ouders bij de opvoeding van de kinderen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52. § 1