15 augustus 1997
Het eerste gebod veroordeelt het polytheïsme of veelgodendom . Het vraagt van de mens in geen andere goden te geloven dan in God, geen andere godheden te vereren dan de enige God. De Schrift herinnert voortdurend aan het verwerpen "van afgodsbeelden van zilver en goud, door mensenhanden vervaardigd" die "een mond hebben maar niet spreken, ogen hebben en niet zien"... Deze bedrieglijke beelden misleiden de mens: "al even onnozel is hij die ze maakt en die nu vertrouwt op hun macht" (Ps. 115, 4-5.8). Vgl. Bar. 6 God daarentegen is de "levende God" (Joz. 3, 10) (Ps. 42, 3) enz., die leven geeft en die in de geschiedenis optreedt