
15 augustus 1997
Het woord "Catechismus-Compendium
Tien Geboden
()" betekent letterlijk "tien woorden" (Ex. 34, 28)(Deut. 4, 13)(Deut. 10, 4). Deze "tien woorden" heeft God aan zijn volk gegeven op de heilige berg. Hij heeft ze geschreven "met zijn eigen vinger" (Ex. 31, 18)(Deut. 5, 22), in tegenstelling tot de andere voorschriften, die door Mozes werden opgetekend. Vgl. Deut. 31, 9.24
Het zijn Gods woorden bij uitstek. Zij zijn ons bewaard gebleven in het boek Exodus Vgl. Deut. 5, 6-22
en het boek Deuteronomium. Vgl. Deut. 5, 6-22
Vanaf het Oude Testament verwijzen de heilige boeken naar "de tien woorden", Vgl. Hos. 4, 2
Vgl. Jer. 7, 9
Vgl. Ez. 18, 5-9
maar pas in het nieuwe verbond in Jezus Christus zal hun volle betekenis geopenbaard worden.
Om de "Catechismus-Compendium
Tien Geboden
()" te begrijpen moeten we ze eerst plaatsen in het kader van de uittocht, het grote verlossende optreden van God, dat het middelpunt is van het oude verbond. Of de "woorden" nu geformuleerd zijn als negatieve voorschriften, als verboden, of als positieve geboden (b.v. "Eer uw vader en uw moeder"), steeds geven de "tien woorden" de voorwaarden aan om een leven te leiden dat bevrijd is van de slavernij van de zonde. De decaloog is een weg ten leven:
Als gij Jahwe uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden, voorschriften en bepalingen nakomt, dan zult gij leven en talrijk worden (Deut. 30, 16).
Deze bevrijdende kracht van de Catechismus-Compendium
Tien Geboden
() blijkt onder meer uit het gebod van de sabbatrust, dat eveneens van toepassing is op vreemden en slaven:
Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte en dat Jahwe uw God u met sterke hand en uitgestrekte arm uit dat land heeft geleid. (Deut. 5, 15)