15 augustus 1997
Het veronderstelt allereerst eerbied voor de persoon als zodanig. In naam van het algemeen welzijn moet de openbare macht de fundamentele en onvervreemdbare rechten van de menselijke persoon eerbiedigen. De samenleving moet aan ieder lid de mogelijkheid bieden om de eigen roeping te verwerkelijken. In het bijzonder is het algemeen welzijn gelegen in de mogelijkheid de natuurlijke vrijheden uit te oefenen, die nodig zijn voor de ontplooiing van de menselijke roeping: "Het recht om te handelen volgens de juiste norm van zijn geweten, het recht op bescherming van zijn privé-leven en op een juiste vrijheid, ook op godsdienstig vlak". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 26. § 2