
15 augustus 1997
Wij mogen dus op de hemelse heerlijkheid hopen die God beloofd heeft aan wie hem liefhebben Vgl. Rom. 8, 28-30 en zijn wil volbrengen. Vgl. Mt. 7, 21 In alle omstandigheden moet ieder hopen, met Gods genade, te "volharden tot het einde" Vgl. Mt. 10, 22 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 21. DH 1541 en de vreugde van de hemel te verwerven als eeuwige beloning van God voor alle goede daden gesteld met de genade van Christus. In de hoop bidt de kerk dat "alle mensen gered mogen worden" (1 Tim. 2, 4). Ze verlangt ernaar in de hemelse heerlijkheid verenigd te worden met Christus, haar bruidegom:
Hoop mijn ziel, hoop. Ge kent de dag en het uur niet, Waak zorgvuldig, alles gaat snel voorbij, hoewel uw ongeduld twijfelachtig maakt wat zeker is, en lang maakt een zeer korte tijd. Bedenk dat ge, hoe meer ge strijdt, des te meer de liefde bewijst die ge God toedraagt en dat ge u eens des te meer zult verheugen met uw Welbeminde, in een geluk en een verrukking die nooit een einde kennen. H. Teresia van Avila, Excl.. 15,3