15 augustus 1997
De hoop is de goddelijke deugd waardoor wij naar het rijk der hemelen en het eeuwig leven verlangen als naar ons geluk, door ons vertrouwen te stellen in de beloften van Christus, hierbij niet steunend op onze krachten maar op de hulp van de genade van de heilige Geest. "Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar" (Heb. 10, 23). "Want Hij heeft de heilige Geest overvloedig over ons uitgestort door Jezus Christus onze Heiland. Zo zijn wij door zijn genade gerechtvaardigd en erfgenamen geworden van het eeuwige leven waar onze hoop op gericht is" (Tit. 3, 6-7).
De deugd van hoop beantwoordt aan het verlangen naar geluk dat God in elk mensenhart gelegd heeft; ze neemt in zich op alle hoop die het menselijk handelen bezielt; ze zuivert die om ze te richten op het rijk der hemelen; ze behoedt voor ontmoediging; ze is een steun bij verlatenheid; ze brengt vreugde in het hart in de verwachting van de gelukzalige eeuwigheid. Het vuur van de hoop beschermt tegen egoïsme en leidt naar het geluk van de liefde.
De christelijke hoop herneemt en vervult de hoop van het uitverkoren volk. Deze hoop heeft haar oorsprong en voorbeeld in de hoop van Abraham die in Isaak de beloften van God vervuld zag en die gezuiverd werd door de beproeving van het offer. Vgl. Gen. 17, 4-8 Vgl. Gen. 22, 1.18 "Tegen alle hoop in heeft hij gehoopt, en geloofd dat hij vader zou worden van vele volkeren" (Rom. 4, 18).
De christelijke hoop wordt vanaf het begin van Jezus' prediking ontvouwd in de verkondiging van de zaligsprekingen. De zaligsprekingen tillen onze hoop omhoog naar de hemel als naar het nieuwe beloofde land; ze bakenen er de weg van af door de beproevingen heen, die de volgelingen van Jezus te wachten staan. Maar door de verdiensten van Jezus Christus en zijn lijden bewaart God ons in "de hoop die niet teleurgesteld wordt" (Rom. 5, 5). De hoop is het "anker voor de ziel", veilig en sterk, "zij dringt door binnen het heiligdom waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan" (Heb. 6, 19-20). Ze is ook een wapen dat ons beschermt in de strijd om het heil: "toegerust met het pantser van geloof en liefde en met de helm der heilsverwachting" (1 Tess. 5, 8). Ze brengt ons vreugde zelfs in de beproeving: "Laat de hoop u blij maken, houdt stand in de verdrukking" (Rom. 12, 12). Ze drukt zich uit en voedt zich met het gebed, in het bijzonder met het Onze Vader, samenvatting van al wat de hoop ons doet verlangen.
Wij mogen dus op de hemelse heerlijkheid hopen die God beloofd heeft aan wie hem liefhebben Vgl. Rom. 8, 28-30 en zijn wil volbrengen. Vgl. Mt. 7, 21 In alle omstandigheden moet ieder hopen, met Gods genade, te "volharden tot het einde" Vgl. Mt. 10, 22 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 21. DH 1541 en de vreugde van de hemel te verwerven als eeuwige beloning van God voor alle goede daden gesteld met de genade van Christus. In de hoop bidt de kerk dat "alle mensen gered mogen worden" (1 Tim. 2, 4). Ze verlangt ernaar in de hemelse heerlijkheid verenigd te worden met Christus, haar bruidegom:
Hoop mijn ziel, hoop. Ge kent de dag en het uur niet, Waak zorgvuldig, alles gaat snel voorbij, hoewel uw ongeduld twijfelachtig maakt wat zeker is, en lang maakt een zeer korte tijd. Bedenk dat ge, hoe meer ge strijdt, des te meer de liefde bewijst die ge God toedraagt en dat ge u eens des te meer zult verheugen met uw Welbeminde, in een geluk en een verrukking die nooit een einde kennen. H. Teresia van Avila, Excl.. 15,3