15 augustus 1997
De goddelijke deugden funderen, bezielen en kenmerken het morele handelen van de Christen. Ze vervolmaken alle morele deugden en brengen die tot leven. Ze zijn door God ingestort in de ziel van de gelovigen om hen in staat te stellen te handelen als zijn kinderen en het eeuwig leven te verdienen. Ze zijn het onderpand van de tegenwoordigheid en het handelen van de heilige Geest in de menselijke vermogens. Er zijn drie goddelijke deugden: het geloof, de hoop en de liefde. Vgl. 1 Kor. 13, 13