15 augustus 1997
De heilige Paulus bevestigt: "Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos". Maar om haar werk te doen moet de genade de zonde blootleggen om ons hart te bekeren en om te "heersen door de gerechtigheid, en (te) leiden tot eeuwig leven, dank zij Jezus Christus onze Heer" (Rom. 5, 20-21). Zoals een geneesheer een wonde onderzoekt alvorens haar te verzorgen, zo werpt God een helder licht op de zonde door zijn Woord en zijn Geest:
De bekering vraagt om het in het licht stellen van de zonde , ze bevat in zichzelf een inwendig oordeel van het geweten. Men kan er het bewijs in zien van het handelen van de Geest der waarheid in het binnenste van de mens, en dat wordt tegelijkertijd het begin van een nieuwe gave van de genade en de liefde: "Ontvang de Heilige Geest." Zo ontdekken we in het "in het licht stellen van de zonde" een dubbele gave : de gave van de juistheid van het geweten en de gave van zekerheid van de verlossing. De Geest van de waarheid is de Vertrooster. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 31