Het geweten moet geïnformeerd en het morele oordeel verhelderd worden. Een goed gevormd geweten is juist en geloofwaardig. Het verwoordt zijn oordelen volgens de rede, in overeenstemming met het werkelijke goed, dat gewild wordt door de wijsheid van de Schepper. De opvoeding van het geweten is onmisbaar voor menselijke wezens die onderhevig zijn aan negatieve invloeden en bekoord worden door de zonde om de voorkeur te geven aan hun eigen oordeel en de gezagvolle onderrichtingen af te wijzen.
De opvoeding van het geweten is een opdracht voor heel het leven. Vanaf de prille jeugd wordt het kind gevoelig gemaakt voor de kennis en de praktijk van de innerlijke wet die erkend wordt door het morele geweten. Een wijze opvoeding leert de deugd aan; ze voorkomt of geneest de vrees, het egoïsme en de hoogmoed, de valse schuldgevoelens en de zelfvoldaanheid, die voortspruiten uit menselijke zwakheden en fouten. De opvoeding van het geweten verzekert de vrijheid en verwekt de vrede van het hart.
Geplaatst voor een morele keuze, kan het geweten zich ofwel een juist oordeel vormen, dat overeenstemt met de rede en de goddelijke wet, ofwel integendeel een verkeerd oordeel, dat de mens ervan verwijdert.
De mens wordt soms geconfronteerd met situaties die het moreel oordeel minder zeker en de beslissing moeilijk maken. Maar hij moet altijd zoeken naar wat juist en goed is en de wil van God onderkennen die uitgedrukt wordt in de goddelijke wet.
Hiertoe spant de mens zich in, de gegevens van de ervaring en de tekenen van de tijd uit te leggen met behulp van de deugd van voorzichtigheid, de raadgevingen van bezonnen personen en dankzij de hulp van de heilige Geest en zijn gaven.
Staande voor een morele keuze kan het geweten of een juist oordeel vellen, dat overeenstemt met de rede en de goddelijke wet, of integendeel een verkeerd oordeel dat zich ervan verwijdert.