15 augustus 1997
Vrijheid en zonde. De menselijke vrijheid is eindig en feilbaar. De mens heeft werkelijk gefaald. Vrijwillig heeft hij gezondigd. Door het liefdesplan van God te weigeren, heeft hij zichzelf bedrogen; hij is slaaf geworden van de zonde. Deze eerste vervreemding heeft een menigte andere doen ontstaan. De geschiedenis van de mensheid getuigt vanaf haar oorsprong van de kwalen en de verdrukkingen, die voortgekomen zijn uit het hart van de mens, als gevolg van een slecht gebruik van zijn vrijheid.
Bedreigingen voor de vrijheid. Vrijheid uitoefenen betekent niet het recht om alles te zeggen en alles te doen. Het is onjuist te verklaren dat "de mens, onderwerp van vrijheid, zichzelf voldoende is, met als doel de bevrediging van zijn eigenbelang in het genieten van de dingen van deze aarde". Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 13 Bovendien worden de voorwaarden van economische, sociale, politieke en culturele aard, die nodig zijn voor een juiste uitoefening van de vrijheid, dikwijls miskend en verkracht. Die toestanden van verblinding en onrecht belasten het morele leven en brengen zowel de sterken als de zwakken in de verleiding om te zondigen tegen de liefde. Door zich af te keren van de morele wet tast de mens zijn eigen vrijheid aan, hij ketent zich aan zichzelf vast, verbreekt de solidariteit met zijn naaste en komt in opstand tegen de goddelijke waarheid.
Bevrijding en heil. Door zijn glorierijk kruis heeft Christus het heil verkregen voor alle mensen. Hij heeft hen vrijgekocht van de zonde die hen in slavernij gevangen hield. "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt" (Gal. 5, 1). In Hem delen wij in "de waarheid die ons vrij maakt" (Joh. 8, 32). De Heilige Geest is ons geschonken en, zoals de apostel leert, "waar de Geest is, daar is de vrijheid" (2 Kor. 3, 17). Vanaf nu roemen wij op de "vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21).
Vrijheid en genade. De genade van Christus concurreert niet met onze vrijheid, wanneer deze overeenstemt met de zin voor het ware en het goede dat God in het hart van de mens gelegd heeft. Integendeel, de christelijke ervaring getuigt ervan, met name in het gebed: hoe meer wij de impulsen van de genade volgen, des te meer groeien onze innerlijke vrijheid en onze standvastigheid, zowel in de beproevingen als tegenover de druk en de dwang van de omringende wereld. Door het werk van de genade voedt de Heilige Geest ons op tot geestelijke vrijheid, om ons tot vrije medewerkers te maken van zijn werk in de Kerk en in de wereld:
Almachtige en barmhartige God, wend in uw goedheid alle onheil van ons af en laat ons, vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd uw wil volbrengen. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). Gebed van de 32e zondag, in: Altaarmissaal (NL) blz. 524; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 479