Allereerst is het de kerk die gelooft en zo mijn geloof draagt, voedt en ondersteunt. Allereerst is het de kerk die overal de Heer belijdt ("U prijst de heilige kerk over heel de aarde" zingen wij in de lofzang "U, God, loven wij" ("Te Deum")), en met haar en in haar worden ook wij ertoe gebracht en ertoe aangezet te belijden: "Ik geloof", "wij geloven". Door de kerk ontvangen wij het geloof en het nieuwe leven in Christus door het doopsel. In het "Rituale Romanum" vraagt de bedienaar van het doopsel aan de catechumenen: "Wat vraagt u van de kerk van God?" En het antwoord luidt: "Het geloof". "Welke waarborg schenkt u het geloof?" "Het eeuwig leven". Het doopsel van volwassenen nr. 247, (NL), 118