15 augustus 1997
Het geloof is een gave om niet die God de mens schenkt. Wij kunnen deze onschatbare gave verliezen. Wat dit betreft waarschuwde de heilige Paulus Timóteus als volgt: "Strijd daardoor gesteund de goede strijd, gewapend met geloof en een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben prijsgegeven, heeft hun geloof schipbreuk geleden" (1 Tim. 1, 18-19). Om te leven, te groeien en ten einde toe te volharden in het geloof moeten wij het met Gods woord voeden; wij moeten de Heer smeken het te vermeerderen, Vgl. Mc. 9, 24 Vgl. Lc. 17, 5 Vgl. Lc. 22, 32 het moet "zich uiten in de liefde" (Gal. 5, 6), Vgl. Jak. 2, 14-26 gedragen worden door de hoop Vgl. Rom. 15, 13 en geworteld zijn in het geloof van de Kerk.
Het ongeloof is de onverschilligheid ten opzichte van de geopenbaarde waarheid, of de vrijwillige weigering zijn instemming ermee te betuigen. "Ketterij wordt genoemd: het, na het ontvangen van het Doopsel, hardnekkig ontkennen of in twijfel trekken van een of andere waarheid die met goddelijk en katholiek geloof geloofd moet worden; apostasie: het volkomen afwijzen van het christelijk geloof; schisma: het zich onttrekken aan het gezag van de Paus of aan de gemeenschap met de onder zijn gezag staande kerkleden". Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 751
Niemand wordt door God voorbestemd om naar de hel te gaan: Vgl. 2e Synode van Orange, Canones (3 juli 529), 28 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 47 daarvoor is het noodzakelijk zich vrijwillig van God af te keren (een doodzonde) en daarin tot het einde toe te volharden. In de liturgie van de Eucharistie en de dagelijkse gebeden van haar gelovigen smeekt de Kerk de barmhartigheid van God af, die wil "dat allen tot inkeer komen en niemand verloren gaat" (2 Pt. 3, 9).
Neem deze gaven van ons aan, Heer God, waarin wij onszelf willen geven en toevertrouwen aan U. Wij, die door U gekozen zijn om voor te gaan in deze dienst, wij zijn met allen die in U geloven, uw volk, uw eigen bezit; beschik over ons en voer ons van dag tot dag naar uw vrede; dat wij niet eeuwig verloren gaan maar bij uw uitverkoren worden geteld. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Romeinse canon 88, in: Altaarmissaal (NL) blz. 689; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 262
De kinderen van onze moeder de heilige Kerk hopen terecht op de genade van de volharding ten einde toe en de beloning door God, hun Vader, voor de goede werken die ze hebben volbracht met zijn genade in gemeenschap met Jezus. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 56. DS 1576 Levend volgens dezelfde leefregel delen alle gelovigen in de "gelukzalige hoop" van hen die door de goddelijke barmhartigheid verzameld worden in "de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, die van God uit de hemel neerdaalt, gekleed als een bruid die zich Voor haar man heeft getooid" (Openb. 21, 2).
God hernieuwt zijn belofte ten overstaan van Jakob, de voorvader van de twaalf stammen van Israël. Vgl. Gen. 28, 10-22 Voordat hij zijn broer Esau onder ogen durft te komen, worstelt hij een nacht lang met een geheimzinnige "vreemdeling" die weigert zijn naam bekend te maken, maar hem zegent alvorens hem te verlaten bij het aanbreken van de dag. De spirituele traditie van de kerk heeft uit dit verhaal het symbool bewaard van het gebed als gevecht van het geloof en als overwinning van de volharding. Vgl. Gen. 32, 25-31 Vgl. Lc. 18, 1-8
Welnu, een dergelijk gevecht en een dergelijke overwinning zijn alleen maar mogelijk in het gebed. Door zijn gebed zegeviert Jezus over de verleider, meteen al aan het begin Vgl. Mt. 4, 1-11 en in het uiteindelijke gevecht van zijn doodstrijd. Vgl. Mt. 26, 36-44 In deze bede aan de Vader verenigt Christus ons met zijn gevecht en zijn doodsstrijd. Er wordt met nadruk Vgl. Mc. 13, 9.23.33-37 Vgl. Mc. 14, 38 Vgl. Lc. 12, 35-40 een beroep gedaan op de waakzaamheid van het hart in gemeenschap met zijn waakzaamheid. De waakzaamheid is "de hoedster van het hart" en Jezus vraagt aan de Vader om ons te "bewaren in zijn Naam". Vgl. Joh. 17, 11 De Heilige Geest probeert ons onophoudelijk op te wekken tot deze waakzaamheid. Vgl. 1 Kor. 16, 13 Vgl. Kol. 4, 2 Vgl. 1 Tess. 5, 6 Vgl. 1 Pt. 5, 8 Heel de dramatische betekenis van deze bede ligt hierin dat zij verband houdt met de laatste bekoring van ons gevecht op aarde; in deze bede vragen wij om volharding in het laatste uur. "Ik kom als een dief! Gelukkig de mens die wakker blijft!" (Openb. 16, 15).