15 augustus 1997
De vraag naar de oorsprong van de wereld en van de mens is het onderwerp van talrijke wetenschappelijke onderzoekingen die op schitterende wijze onze kennis omtrent de ouderdom en de dimensies van de kosmos, het ontstaan van de vormen van leven, het verschijnen van de mens verrijkt hebben. Deze ontdekkingen nodigen ons uit de grootheid van de Schepper des te meer te bewonderen, Hem dank te zeggen voor al zijn werken en voor het inzicht en de wijsheid die Hij wetenschappers en onderzoekers schenkt. Met Salomo kunnen dezen zeggen: "Hij zelf immers heeft mij gegeven betrouwbare kennis van wat bestaat, zodat ik de bouw ken van het heelal en de kracht van de elementen (...) want de wijsheid, de maakster van alles, heeft mij onderricht" (Wijsh. 7, 17-21).
Zowel het zuiver wetenschappelijk onderzoek als het toegepaste onderzoek vormen een belangrijke vertolking van het meesterschap van de mens over de schepping. Wetenschap en techniek zijn kostbare hulpmiddelen, wanneer ze ten dienste staan van de mens en wanneer ze de algehele ontwikkeling ten bate van allen bevorderen; maar op zichzelf kunnen ze noch de zin van het bestaan, noch de zin van de menselijke vooruitgang verklaren. Wetenschap en techniek zijn gericht op de mens; aan hem danken ze hun ontstaan en hun groei; juist in de menselijke persoon en in zijn morele waarden ligt dus de verwijzing naar hun finaliteit en het besef van hun grenzen.