15 augustus 1997
Elke bisschop heeft als plaatsvervanger van Christus de pastorale zorg voor de particuliere Kerk die hem is toevertrouwd. Tegelijkertijd draagt hij echter op collegiale wijze, samen met al zijn broeders in het bisschopsambt, de zorg voor alle kerken: "Maar al is iedere bisschop slechts de geestelijke herder van dat deel van de kudde dat aan hem is toevertrouwd, toch staat hij, als wettige opvolger van de apostelen, krachtens de instelling en het bevel van God, samen met de andere bisschoppen borg voor de apostolische zending van de Kerk". Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 42 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 4.36.37 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 5.6.38. vert. uit Lat.