CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Er kan in het christelijk leven sprake zijn van een menselijke verdienste bij God, omdat God uit eigen wil de mens heeft willen betrekken bij het werk van zijn genade . Het vaderlijk handelen van God komt steeds op de eerste plaats, omdat Hij de aanzet geeft; het vrije handelen van de mens komt op de tweede plaats, omdat hij zijn medewerking verleent. De verdiensten voor de goede werken moeten dan ook eerst aan Gods genade toegeschreven worden en vervolgens aan de gelovige. De verdienste van de mens komt trouwens ook aan God toe, want de goede daden van de mens komen, in Christus, voort uit de voorkomende genade en de hulp van de heilige Geest.