15 augustus 1997
Christus, hogepriester en enige middelaar, heeft de kerk gemaakt "tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader" (Openb. 1, 6). Vgl. Openb. 5, 9-10 Vgl. 1 Pt. 2, 5.9 Heel de gemeenschap van de gelovigen als zodanig is priesterlijk. De gelovigen oefenen het priesterschap dat hun door het doopsel verleend is, uit door middel van hun deelname, ieder volgens zijn eigen roeping, aan de zending van Christus, priester, profeet en koning. De gelovigen worden "gewijd tot een heilig Priesterschap" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10. vert. uit Lat. door de sacramenten van het Doopsel en het Vormsel.
Hoewel het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap van bisschoppen en priesters en het gemeenschappelijk priesterschap van alle gelovigen beide "op hun eigen bijzondere wijze deelhebben aan het ene priesterschap van Christus", 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10. vert. uit Lat. verschillen zij toch wezenlijk van elkaar, terwijl zij tevens "op elkaar aangewezen zijn". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10. vert. uit Lat. In welke zin? Terwijl het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen zich verwezenlijkt door de ontplooiing van de doopgenade in een leven van geloof, hoop en liefde, een leven volgens de Geest, staat het ambtelijk priesterschap ten dienste van het gemeenschappelijk priesterschap en heeft het betrekking op de ontplooiing van de doopgenade van alle christenen. Het is één van de middelen waardoor Christus onophoudelijk zijn kerk opbouwt en bestuurt. Daarom ook wordt het overgedragen door een eigen sacrament, het Wijdingssacrament.
In het kerkelijk dienstwerk van de gewijde bedienaar is Christus zelf bij zijn Kerk, als hoofd van zijn lichaam, herder van zijn kudde, hogepriester van het verlossend offer, meester van de waarheid. Dit bedoelt de Kerk wanneer zij zegt dat de priester krachtens het wijdingssacrament in persona Christi capitis Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10.28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.6 handelt:
(Bij het kruisoffer en in het misoffer) gaat het om dezelfde priester: Christus Jezus, wiens heilige persoon vertegenwoordigd wordt door zijn bedienaar. Vanwege de priesterwijding die de bedienaar ontvangen heeft, wordt hij aan deze Hogepriester gelijk gemaakt en bezit hij ook de macht om in de kracht en in de persoon van Christus zelf te handelen (virtute ac persona ipsius Christi) . Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 68Christus is de bron van elk priesterschap, want de priester van het Oude Verbond was de voorafbeelding van Christus en die van het Nieuwe Verbond handelt in de persoon van Christus. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. 3,22,4, vert. uit Lat.
Door de gewijde bedienaars, in het bijzonder de bisschoppen en de priesters, wordt de aanwezigheid van Christus als hoofd van de Kerk zichtbaar gemaakt in de gemeenschap van de gelovigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 De bisschop is, naar de mooie uitdrukking van de heilige Ignatius van Antiochië, typos tou Patros, het levende beeld van God de Vader. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Trallia, Epistula ad Trallianos. 3,1, vert. Getijdenboek, Lect. II,7, 23 Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Magnesiërs, Epistula ad Magnesios. 6,1
Deze aanwezigheid van Christus in de bedienaar mag niet tot het misverstand leiden dat deze bedienaar nu niet onderhevig zou zijn aan menselijke zwakheid, heerszucht, dwalingen, of zelfs zonde. De kracht van de Heilige Geest is niet op dezelfde wijze waarborg voor alle handelingen van de bedienaars. In de Sacramenten is deze waarborg gegeven, zodat zelfs de zonde van de bedienaar geen belemmering is voor de vrucht van de genade. Er bestaan echter vele andere handelingen die het menselijk stempel van de bedienaar dragen. De sporen daarvan zijn niet altijd teken van trouw aan het Evangelie en kunnen bijgevolg schadelijk zijn voor de apostolische vruchtbaarheid van de Kerk.
Het Priesterschap is een dienstwerk. "Dit ambt, dat de Heer aan de herders van zijn volk heeft toevertrouwd, is een waarachtige dienst". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 24. vert. uit Lat. Het is geheel en al betrokken op Christus en op de mensen. Van Christus en zijn uniek priesterschap is het helemaal afhankelijk en het werd ingesteld ten gunste van de mensen en de gemeenschap van de Kerk. Het wijdingssacrament verleent "een gewijde macht" die geen andere is den die van Christus. De uitoefening van dit gezag moet dus afgestemd worden op het voorbeeld van Christus, Hij die uit liefde de laatste is geworden en dienaar van allen. Vgl. Mc. 10, 43-45 Vgl. 1 Pt. 5, 3 "De Heer heeft duidelijk gezegd dat de zorg voor zijn kudde een bewijs is van liefde voor Hem". H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. 2,4 Vgl. Joh. 21, 15-17. vert. uit Gr.
De taak van het ambtelijk priesterschap beperkt zich niet tot het vertegenwoordigen van Christus - hoofd van de Kerk - ten overstaan van de vergadering van de gelovigen. De priester handelt tevens in naam van heel de Kerk, wanneer hij God het gebed van de Kerk aanbiedt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33 en vooral wanneer hij het eucharistisch offer opdraagt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10
"In naam van heel de Kerk": deze uitdrukking betekent niet dat de priesters de afgevaardigden van de gemeenschap zouden zijn. Het gebed en het offer van de Kerk zijn niet te scheiden van het gebed en het offer van Christus, haar hoofd. Het gaat altijd om de eredienst van Christus, in en door zijn Kerk. Het is heel de Kerk, lichaam van Christus, die bidt en zichzelf aan God de Vader opdraagt, "door Hem en met Hem en in Hem", in de eenheid van de Heilige Geest. Heel het lichaam, caput et membra, bidt en draagt zichzelf op, en daarom worden zij die in het lichaam op bijzondere wijze de bedienaars ervan zijn, niet alleen dienaars van Christus, maar ook bedienaren van de Kerk genoemd. Het ambtelijk priesterschap kan de Kerk vertegenwoordigen, omdat het Christus vertegenwoordigt.
Het ambtelijk priesterschap verschilt wezenlijk van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen, omdat het een gewijde macht verleent ten dienste van de gelovigen. De gewijde bedienaars oefenen hun dienstwerk ten aanzien van het Volk van God uit door het onderricht (munus docendi), de goddelijke eredienst (munus liturgicum) en het pastoraal bestuur (munus regendi).