Geloven is slechts mogelijk door de genade en de innerlijke bijstand van de heilige Geest. Het is niet minder waar dat geloven een authentiek menselijke daad is. Het is noch in strijd met de vrijheid noch met het denken van de mens om op God te vertrouwen en zich te bekennen tot de door Hem geopenbaarde waarheden. In menselijke verhoudingen is het al niet in strijd met onze waardigheid te geloven wat anderen ons over zichzelf en hun bedoelingen vertellen, en ons te verlaten op hun beloften (b.v. wanneer man en vrouw huwen) om zo deel te krijgen aan een wederzijdse gemeenschap. Daarom is het nog veel minder in strijd met onze waardigheid "door geloof de volkomen onderwerping van ons verstand en onze wil aan de God die openbaart, te tonen" 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10. vert. uit Lat. en zo met Hem in een innige gemeenschap te treden.