15 augustus 1997
"Door de heilige Ziekenzalving en het gebed van de priesters legt de gehele Kerk de zieken in handen van de lijdende en verheerlijkte Heer, opdat Hij hen zou opbeuren en behouden. Meer nog, zij spoort hen aan zich vrijwillig bij het lijden en sterven van Christus aan te sluiten en aldus het hunne tot het welzijn van het Volk van God bij te dragen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. vert. uit Lat.
Ziekte en lijden behoren van oudsher tot de ernstigste problemen waardoor het menselijk leven beproefd wordt. In de ziekte ervaart de mens zijn onmacht, beperktheid en eindigheid. Elke ziekte is een voorbode van de dood.
Ziekte kan leiden tot angst, tot terugval op zichzelf, soms zelfs tot wanhoop of opstandigheid tegenover God. Ze kan iemand ook tot een grotere rijpheid brengen, hem helpen te onderscheiden wat in zijn leven niet wezenlijk is, om zich te keren tot datgene wat dat wel is. Heel vaak leidt ziekte ertoe God te zoeken en naar Hem terug te keren.
De oudtestamentische mens beleeft ziekte voor Gods aanschijn. Hij stort zijn klachten over zijn ziekte voor God uit Vgl. Ps. 38 en bidt Hem, de Meester over leven en dood, om genezing. Vgl. Jes. 38 Ziekte wordt een weg van bekering, Vgl. Ps. 38, 5 Vgl. Ps. 39, 9.12 en de vergeving van God leidt de genezing in. Vgl. Ps. 32, 5 Vgl. Ps. 107, 20 Vgl. Mc. 2, 5-12 Israël ervaart dat ziekte op mysterieuze wijze met zonde en kwaad te maken heeft en dat trouw aan Gods wet het leven schenkt: "Want Ik, de Heer, ben uw geneesheer" (Ex. 15, 26). De profeet voelt aan dat lijden ook voor de zonden van anderen verlossend kan zijn. Vgl. Jes. 53, 11 Tenslotte kondigt Jesaja aan dat er voor Sion een tijd zal komen dat God elke fout zal vergeven en elke ziekte zal genezen. Vgl. Jes. 33, 24
Het medelijden van Christus voor de zieken en de talrijke genezingen van allerlei gebrekkigen Vgl. Mt. 4, 24 zijn een schitterend teken van het feit dat "God genadig heeft neergezien op zijn volk" (Lc. 7, 16) en dat het rijk Gods heel nabij is. Christus heeft niet enkel de macht om te genezen, maar ook die om zonden te vergeven: Vgl. Mc. 2, 5-12 Hij is gekomen om de gehele mens naar ziel en lichaam te genezen; Hij is de geneesheer die de zieken nodig hebben. Vgl. Mc. 2, 17 Zijn medelijden met al wie lijden, gaat zo ver dat Hij zich met hen vereenzelvigt: "Ik was ziek en gij hebt mij bezocht" (Mt. 25, 36). Zijn voorliefde voor alle noodlijdenden heeft in de loop der eeuwen zonder ophouden de bijzondere aandacht van de Christenen gewekt voor allen die lichamelijk en geestelijk lijden. Zij staat aan de oorsprong van de onvermoeibare inspanningen om hen op te beuren.
Vaak vraagt Jezus van de zieken dat zij geloven. Vgl. Mc. 5, 34.36 Vgl. Mc. 9, 23 Om te genezen maakt Hij gebruik van tekens: speeksel en handoplegging, Vgl. Mc. 7, 32-36 Vgl. Mc. 8, 22-25 slijk en afwassing. Vgl. Mc. 1, 41 Vgl. Mc. 3, 10 Vgl. Mc. 6, 56 De zieken willen Hem aanraken, Vgl. Mc. 1, 41 Vgl. Mc. 3, 10 Vgl. Mc. 6, 56 "want er ging van Hem een kracht uit die allen genas" (Lc. 6, 19). In de Sacramenten houdt Christus niet op ons "aan te raken" om ons te genezen.
Ontroerd door zoveel lijden laat Christus niet alleen toe dat de zieken Hem aanraken, Hij maakt hun ellende tot de zijne: "Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen" (Mt. 8, 17) Vgl. Jes. 53, 4 . Hij heeft niet alle zieken genezen. Zijn genezingen waren tekens van de komst van het rijk Gods. Zij kondigen een diepere genezing aan: de overwinning op zonde en dood door zijn Pasen. Op het kruis heeft Christus heel het gewicht van het kwaad op zich genomen Vgl. Jes. 53, 4-6 en de "zonde van de wereld" weggenomen (Joh. 1, 29), waarvan de ziekte slechts een gevolg is. Door zijn lijden en dood op het kruis heeft Christus aan het lijden een nieuwe zin gegeven: het geeft ons voortaan de mogelijkheid met Hem gelijkvormig te worden en ons met zijn verlossend lijden te verenigen.
Christus nodigt zijn leerlingen uit Hem te volgen door op hun beurt hun kruis op te nemen. Vgl. Mt. 10, 38 Door Hem te volgen, verwerven zij een nieuw zicht op ziekte en op zieken. Jezus verbindt hen met zijn leven van onthechting en dienstbaarheid. Hij laat hen delen in zijn dienstwerk van medelijden en genezing: "Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. Zij dreven veel duivels uit, zalfden zieken met olie en genazen hen" (Mc. 6, 12-13).
De verrezen Heer vernieuwt deze opdracht ("In Mijn naam {...} zullen zij aan zieken de handen opleggen en dezen zullen genezen zijn": (Mc. 16, 17-18)) en bevestigt die door de tekens die de Kerk verricht onder aanroeping van Zijn naam. Vgl. Hand. 9, 34 Vgl. Hand. 14, 3 Deze tekens laten op bijzondere wijze zien dat Jezus waarlijk "God is die redt". Vgl. Mt. 1, 21 Vgl. Hand. 4, 12
Aan sommigen geeft de heilige Geest een speciale gave om ziekten te genezen, Vgl. 1 Kor. 12, 9.28.30 waarmee de kracht van de genade van de Verrezene getoond wordt. Niet altijd echter verkrijgt het gebed, hoe intens ook, genezing van ziekten. Zo krijgt de heilige Paulus van de Heer te horen: "je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen" (2 Kor. 12, 9). Het lijden dat ik te verduren krijg, kan als zin hebben "dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus ten bate van zijn lichaam dat de Kerk is" (Kol. 1, 24), zo leert ons de heilige Schrift.