15 augustus 1997
Hoewel het niet strikt noodzakelijk is, beveelt de Kerk het toch ten zeerste aan, ook de dagelijkse zonden te belijden. Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 14 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 988. § 2 De regelmatige belijdenis van onze dagelijkse zonden helpt ons ook werkelijk ons geweten te vormen, te strijden tegen onze slechte neigingen, ons te laten helen door Christus en voortgang te boeken in het geestelijk leven. Door vaker in dit sacrament de barmhartigheid van de Vader te ervaren, worden wij ertoe aangezet zelf, zoals Hij, barmhartig te zijn: Vgl. Lc. 6, 36
Wie zijn zonden belijdt, werkt reeds met God samen. God klaagt uw zonden aan; als ook gij die aanklaagt, sluit gij u bij God aan. De mens en de zondaar zijn als het ware twee dingen. Wat gij onder mens verstaat, heeft God gemaakt; de zondaar is door de mens zelf gemaakt. Vernietig wat gij hebt gemaakt, opdat God kan redden wat Hij gemaakt heeft (...). Uw goede daden nemen een aanvang wanneer uw eigen maaksel u begint te mishagen, omdat gij dan uw slechte daden aanklaagt. Het begin van de goede daden is de belijdenis van de slechte daden. Dan doet gij de waarheid en komt gij tot het licht. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 12,13, vert. uit Lat.