
15 augustus 1997
Christus wilde dat heel zijn Kerk, in haar gebed, haar leven en haar handelen, teken en instrument zou zijn van de vergeving en de verzoening, die Hij voor ons met de prijs van zijn bloed verworven heeft. Hij heeft echter de uitoefening van de macht om te vergeven aan het apostolisch ambt toevertrouwd. Dit ambt is belast met "de dienst van de verzoening" (2 Kor. 5, 18). De apostel wordt gezonden "in naam van Christus", en "het is God zelf" die door middel van hem oproept en smeekt: "Laat u met God verzoenen" (2 Kor. 5, 20).