
15 augustus 1997
Boetetijden en boetedagen tijdens het liturgisch jaar (de vastentijd, elke vrijdag ter gedachtenis van de dood van de Heer) zijn voor de Kerk gelegenheden bij uitstek om boete te doen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 109-110 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1249-1253 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 880-883 Deze tijden zijn uitermate geschikt voor retraites, boetevieringen, bedevaarten als teken van boete, dingen die men zich vrijwillig ontzegt, zoals vasten en aalmoezen geven en broederlijk delen (liefde- en missiewerken).
Het vierde gebod ("Op door de Kerk vastgestelde dagen zich onthouden van het eten van vlees en het vasten in acht nemen") beschermt de tijden van ascese en boete die ons voorbereiden op de liturgische feesten en ons helpen de beheersing over onze instincten en de vrijheid van het hart te verwerven. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1249-1251 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 882Het vijfde gebod ("De Kerk in haar noden bijstaan") betekent dat de gelovigen verplicht zijn om naar hun mogelijkheden de Kerk in haar materiële noden bij te staan. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 222 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 25 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 455. De Bisschopsconferenties kunnen bovendien voor hun gebied andere geboden uitvaardigen