15 augustus 1997
Zoals dit reeds bij de profeten het geval was, beoogt Jezus' oproep tot bekering en boete niet op de eerste plaats uiterlijke werken - "zak en as", vasten en verstervingen - maar de bekering van het hart, de innerlijke boetvaardigheid. Zonder deze innerlijke bekering blijven de werken van boetvaardigheid vruchteloos en leugenachtig; de innerlijke bekering daarentegen zet ertoe aan deze houding uit te drukken in zichtbare tekens, gebaren en werken van boetvaardigheid. Vgl. Jes. 1, 16-17 Vgl. Mt. 6, 1-6.16-18
De innerlijke boetvaardigheid houdt een grondige heroriëntering van heel het leven in, een terugkeer, een, bekering van ganser harte tot God, een afzien van de zonde, een afkeer van het kwaad, met daarbij een weerzin tegen de slechte daden die bedreven werden. Tegelijkertijd wekt zij in ons het verlangen en het besluit ons leven te veranderen, met daarbij de hoop op de goddelijke barmhartigheid en in het vertrouwen op de hulp van zijn genade. Deze bekering van het hart gaat vergezeld van een heilzame smart en droefheid, die de Kerkvaders animi cruciatus (zielskwelling) of compunctio cordis (rouwmoedigheid van het hart) hebben genoemd. Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 10-12.32 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van het Concilie van Trente, Catechismus Romanus Concilii Tridentini. 2, 5, 4
Het hart van de mens is traag en hard. God moet de mens een nieuw hart geven. Vgl. Ez. 36, 26-27 Bekering is allereerst een werk van Gods genade die onze harten weer tot Hem keert: "Heer, breng ons weer bij U terug, maak ons leven opnieuw zoals vroeger" (Klaagl. 5, 21). God geeft ons de kracht om opnieuw te beginnen. Pas als ons hart de verhevenheid van Gods liefde ontdekt, wordt het ontsteld door de verschrikking en de last van de zonde en begint het te vrezen God door de zonde te beledigen en van Hem gescheiden te worden. Het menselijk hart bekeert zich door op te kijken naar Hem die onze zonden hebben doorstoken: Vgl. Joh. 19, 37 Vgl. Zach. 12, 10
Laten wij met aandacht het bloed van Christus beschouwen, en beseffen hoe kostbaar dit is voor God, zijn Vader. Dit bloed is immers vergoten voor ons heil, en bracht aan heel de wereld de genade van de inkeer. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 7,4, vert. Getijdenboek Lect I,2,50-51
Sinds Pasen is het de Heilige Geest die "de wereld het overtuigend bewijs levert van wat zonde is" Vgl. Joh. 16, 8-9 , namelijk dat de wereld niet heeft geloofd in Hem die de Vader gezonden heeft. Dezelfde Geest echter die de zonde openbaart, is ook de Vertrooster Vgl. Joh. 15, 26 die aan het hart van de mens de genade van het berouw en van de bekering schenkt. Vgl. Hand. 2, 36-38 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 27-48
De beweging van terugkeer tot God - bekering en berouw genoemd - houdt spijt en afkeer in ten aanzien van de bedreven zonden, en het vaste voornemen voortaan niet meer te zondigen. Bekering heeft dus zowel met het verleden als met de toekomst te maken; ze wordt gevoed door de hoop op de goddelijke barmhartigheid.