
15 augustus 1997
Een oud gebed bezingt het mysterie van de Eucharistie als volgt: "O heilig gastmaal, waar Christus ons voedsel is, waar de herinnering aan zijn lijden wordt opgewekt, waar de genade onze ziel vervult, waar ons het onderpand van het toekomstige leven gegeven wordt". Als de Eucharistie de gedachtenis van het Paasmysterie van de Heer is, als wij door onze Communie aan het altaar "met hemelse zegen en genade verzadigd worden",H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Eucharistisch gebed I, "Supplices te rogamus", vert. Altaarmissaal (NL), LI; Missaal voor Zon en Feestdagen (B), 265 dan is de Eucharistie ook een vooruitlopen op de hemelse heerlijkheid.
Tijdens het laatste avondmaal heeft de Heer zelf de aandacht van de leerlingen gericht op de voltooiing van het paasmysterie in het rijk Gods: "Ik zeg u: van nu af zal Ik niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het met u, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader" (Mt. 26, 29). Vgl. Lc. 22,18 Vgl. Mc. 14, 25 Telkens wanneer de Kerk de Eucharistie viert, herinnert zij zich deze belofte en keert zij haar blik naar "Hem die komt" (Openb. 1, 4). In haar gebed vraagt zij om zijn komst: "Marana tha" (1 Kor. 16, 22), "Kom, Heer Jezus" (Openb. 22, 20), "moge de genade komen en deze wereld voorbijgaan"! Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. 10,6, vert. uit Lat.
De Kerk weet dat de Heer nu reeds tot ons komt in de Eucharistie en dat Hij daar is, midden onder ons. Deze aanwezigheid is echter versluierd. Daarom vieren wij de Eucharistie "hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias" H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Embolisme na het Onze Vader, vert. Altaarmissaal (NL) blz. 715; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 360 Vgl. Tit. 2, 13 en bidden wij: "Ook wijzelf hopen daar (in uw rijk) eens te mogen zijn, om met hen (de overledenen) samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend, zullen wij eindeloos U prijzen, door Christus onze Heer". H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). MR, Eucharistisch gebed III B, 116, Gebed voor de overledenen, vert. Altaarmissaal (NL) blz. 707; Missaal voor Zon en Feestdagen (B), 291
Van deze grote verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, Vgl. 2 Pt. 3, 13 hebben we geen betrouwbaarder onderpand, geen duidelijker teken dan de Eucharistie. Telkens wanneer dit mysterie wordt gevierd, wordt inderdaad "het werk van onze verlossing voltrokken" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3. vert. uit Lat. en "breken wij het ene brood, middel dat onsterfelijk maakt, tegengif om niet te sterven, maar om voor altijd te leven in Christus". H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 20,2, vert. uit Gr.