
15 augustus 1997
De Kerk verplicht de gelovigen ertoe op zon- en feestdagen de goddelijke liturgie mee te vieren Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de Oosterse Kerken, Orientalium Ecclesiarum (21 nov 1964), 15. vert. uit Latijn en ten minste eenmaal per jaar, indien mogelijk in de Paastijd, de Eucharistie te ontvangen, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 920 na zich door het Sacrament van de Verzoening te hebben voorbereid. De kerk beveelt echter de gelovigen ook ten zeerste aan op alle zon- en feestdagen de heilige Eucharistie te ontvangen, of nog vaker, zelfs iedere dag.
Het eerste gebod ("Op zondagen en verplichte feestdagen deelnemen aan de eucharistie en zich van slaafse arbeid onthouden") vraagt van de gelovigen de dag te heiligen waarop de verrijzenis van de Heer herdacht wordt, evenals de voornaamste liturgische feesten die de mysteries van de Heer, de Maagd Maria en de heiligen eren; op de eerste plaats door deel te nemen aan de eucharistieviering, waartoe de christelijke gemeenschap zich verzamelt, en door zich te onthouden van die werkzaamheden en bezigheden die een dergelijke heiliging van deze dagen zouden kunnen verhinderen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1246-1248 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 880. 3 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 881. 1.2.4Het tweede gebod ("Ten minste eenmaal per jaar biechten") verzekert de voorbereiding op de Eucharistie door het ontvangen van het Sacrament van Boete en Verzoening, dat de bekering en vergeving van het Doopsel voortzet. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 989 Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 719
Het derde gebod ("De heilige Communie ontvangen, op zijn minst in de paastijd") geeft de minimumeis aan wat betreft het ontvangen van het Lichaam en Bloed van de Heer in verband met de paasvieringen, die oorsprong en kern zijn van de christelijke liturgie. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 920 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 708.881. 3
"Dagelijks". Dit woord, epiousios, wordt nergens anders in het Nieuwe Testament gebruikt. Als wij het opvatten in temporele zin, wordt hiermee voor de duidelijkheid het woord "heden" Vgl. Ex. 16, 19-21 herhaald; zo worden wij bevestigd in een vertrouwen "zonder voorbehoud". Opgevat in kwalitatieve zin verwijst het naar het levensnoodzakelijke en in bredere zin naar alles wat dient tot ons levensonderhoud. Vgl. 1 Tim. 6, 8 Als wij het opvatten in letterlijke zin (epiousios: "bovennatuurlijk"), is het een rechtstreekse verwijzing naar het brood des levens, het lichaam van Christus, "geneesmiddel voor onsterfelijkheid" H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 20,2, in: PG 5,661; zonder dit bovennatuurlijk brood hebben wij het leven niet in ons. Vgl. Joh. 6, 53-56 Met de zojuist genoemde betekenis wordt ook de hemelse betekenis duidelijk: "vandaag" is de dag van de Heer, de dag van het feestmaal van het rijk, waarop wij in de eucharistie vooruitlopen; hierin hebben wij reeds een voorsmaak van het rijk dat komen gaat. Daarom is het passend om de dienst van de eucharistie "elke dag" te vieren.
De Eucharistie is ons dagelijks brood. Dit goddelijk voedsel heeft de kracht om één te maken: wij worden Lichaam van Christus, zijn ledematen, zodat wij zijn wat we ontvangen. (...) Maar ook de lezingen die u elke dag in de kerk hoort zijn dagelijks brood, ook de hymnen die u hoort en zingt zijn dagelijks brood. Dat alles hebben wij nodig op onze pelgrimstocht. H. Augustinus, Preken, Sermones. 57,7,7, vert. uit Lat.De Vader van de hemel spoort ons aan om als kinderen van de hemel te vragen om het brood van de hemel. Vgl. Joh. 6, 51 Christus "zelf is het brood dat gezaaid is in de maagd; gegist in het vlees, is gekneed door het lijden gebakken in de oven van het graf, toevertrouwd aan de kerk, gedragen naar de altaren en het levert dagelijks aan de gelovigen voedsel uit de hemel". H. Petrus Chrysologus, Sermones. 67,7