CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Wel blijven er in de gedoopte nog enkele tijdelijke gevolgen van de zonde, zoals lijden, ziekte, dood, of de broosheden eigen aan het leven, zoals karakterzwakheden enz., evenals een neiging tot de zonde, door de Overlevering in het Latijn
concupiscentia genoemd, of overdrachtelijk
"fomes peccati" (zondehaard): "Omdat deze begeerlijkheid in de mens achtergebleven is met het oog op de strijd, is zij niet bij machte mensen te schaden die er niet mee instemmen en er zich moedig tegen verzetten met behulp van de genade van Christus Jezus. Sterker nog, 'hij die zich in de strijd aan de regels houdt, zal gekroond worden' (
2 Tim. 2, 5)".
Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 5. (2 Tim. niet volgens KBS), vert. uit Lat.
De gedoopten zijn "levende stenen" geworden voor "de bouw van een geestelijke tempel", voor "een heilig priesterschap" (
1 Pt. 2, 5). Door het Doopsel hebben zij deel aan het priesterschap van Christus, aan zijn profetische en koninklijke zending. Zij zijn "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen Volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die (hen) uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht" (
1 Pt. 2, 9).
Het doopsel maakt de gedoopte het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen deelachtig.
Als lidmaat van de Kerk behoort de gedoopte niet meer zichzelf toe (
1 Kor. 6, 19), maar Hem die voor ons gestorven en verrezen is.
Vgl. 1 Kor. 6, 19
Hij is nu geroepen om aan anderen onderdanig te zijn,
Vgl. 2 Kor. 5, 15
hen te dienen
Vgl. Ef. 5, 21
Vgl. 1 Kor. 16, 15-16
in de gemeenschap van de Kerk, "gehoorzaam en volgzaam" te zijn jegens de kerkelijke leiders (
Heb. 12, 17),
Vgl. Joh. 13, 12-15
hen met eerbied en genegenheid te bejegenen.
Vgl. 1 Tess. 5, 12-13
Zoals uit het doopsel verantwoordelijkheden en plichten voortkomen, zo geniet de gedoopte ook rechten in de Kerk: hij heeft het recht de Sacramenten te ontvangen, gevoed te worden met het woord van God en steun te ondervinden van de andere geestelijke hulpmiddelen van de Kerk.
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 37 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 208-217. vv Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 675. 2