CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De Evangelies zijn geschreven door mensen die hoorden tot de eerste gelovigen
Vgl. Mc. 1, 1
Vgl. Joh. 21, 24
en die anderen in dit geloof wilden laten delen. Toen zij eenmaal in het geloof de persoon van Jezus hadden leren kennen, hebben zij de sporen van zijn mysterie in heel zijn aardse leven kunnen zien en aan anderen kunnen laten zien. Alles in het leven van Jezus staat in het teken van zijn mysterie, te beginnen bij de doeken waarin Hij bij zijn geboorte gewikkeld werd,
Vgl. Lc. 2, 7
tot aan de azijn van zijn lijden
Vgl. Mt. 27, 48
en de zweetdoek van zijn verrijzenis.
Vgl. Joh. 20, 7
Door zijn optreden, wonderen en woorden is geopenbaard dat "in Hem de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (
Kol. 2, 9). Zijn mensheid verschijnt zo als het "sacrament", d.w.z. het teken en het instrument van zijn godheid en het heil dat Hij komt brengen: wat er zichtbaar was in zijn aardse leven, voerde tot het onzichtbare mysterie van zijn goddelijke afstamming en zijn verlossende zending.