CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
In de liturgie van de Kerk maakt Christus op de eerste plaats zijn Paasmysterie kenbaar en verwezenlijkt Hij het. Tijdens zijn aardse leven kondigde Jezus door zijn onderricht het paasmysterie aan en liep er door zijn daden op vooruit. Wanneer zijn uur gekomen is,
Vgl. Joh. 13, 1
Vgl. Joh. 17, 1
beleeft Hij de enige historische gebeurtenis die niet voorbijgaat: Jezus sterft, wordt begraven, verrijst uit de doden en zit aan de rechterhand van de Vader "eens voor al" (
Rom. 6, 10)(
Heb. 7, 27)(
Heb. 9, 12). Het gaat om een reële gebeurtenis die zich voltrokken heeft in onze geschiedenis, maar die uniek is: alle andere gebeurtenissen van de geschiedenis hebben eenmaal plaats en gaan dan voorbij', opgeslokt door het verleden. Het Paasmysterie van Christus daarentegen kan niet slechts een onderdeel zijn van het verleden, omdat Christus door zijn dood de dood vernietigd heeft, en omdat alles wat Christus is en alles wat Hij voor de mensen gedaan en geleden heeft, deel uitmaakt van de goddelijke eeuwigheid en dus alle tijden overkoepelt en in alle tijden tegenwoordig gesteld wordt. De gebeurtenis van het kruis en van de verrijzenis
blijft, en trekt alles naar het Leven toe.