15 augustus 1997
De leer van de Kerk bevestigt het bestaan van de hel en haar eeuwige duur. De zielen van hen die sterven in staat van doodzonde, dalen onmiddellijk na de dood af in de hel, waar zij de straffen van de hel, "het eeuwige vuur", Vgl. Geloofsbelijdenis, Pseudo Athanasiaanse Geloofsbelijdenis, Quicumque (30 nov 429), 2 Vgl. Paus Vigilius, Bekendgemaakt op de synode van Constantinopel, Edict van keizer Justinianus aan Patriarch Menas van Constantinopel (1 jan 543), 7.9 Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 1. Over het Katholieke geloof, Caput 1: De fide catholica (11 nov 1215), 2 Vgl. 2e Concilie van Lyon, 4e Zitting - Geloofsbelijdenis van Keizer Michael Palaiologos, Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi (6 juli 1274), 8 Vgl. Paus Benedictus XII, Constitutie, Benedictus Deus (29 jan 1336), 3 Vgl. Concilie van Florence, Bul, 11e Sessie - Over de eenheid met de Kopten en Ethiopiërs, Cantate Domino (4 feb 1442), 21 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 55 Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof, Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God (30 juni 1968), 38 ondergaan. De belangrijkste straf van de hel bestaat in het eeuwig van God gescheiden zijn; alleen in Hem kan de mens het leven en het geluk vinden. Hiertoe is hij immers geschapen en hiernaar streeft hij.