
15 augustus 1997
Wat en hoe groot zal uw heerlijkheid en geluk zijn; toegelaten te worden om God te zien, de eer te hebben de vreugde te verwerven van het heil en het eeuwige licht in gezel schap van Christus de Heer, uw God (...), en in het rijk der hemelen in gezelschap van de rechtvaardigen en de vrienden van God de vreugden van de geschonken onsterfelijkheid te genieten. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 56,10,1 vert. uit Lat.
Zulk een zaligheid overstijgt het verstand en de louter menselijke krachten. Ze is het resultaat van een vrij geschonken gave van God. Daarom wordt ze bovennatuurlijk genoemd, evenals de genade, die de mens geschikt maakt om binnen te gaan in de goddelijke vreugde.
"Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien" (Mt. 5, 8). Weliswaar "zal nooit iemand God in zijn grootheid en onuitsprekelijke heerlijkheid zien en in leven blijven" (Ex. 33, 20), want de Vader is niet te vatten. Maar in zijn liefde en menslievendheid, en omdat Hij alles kan, heeft Hij ook dit aan de mensen die Hem beminnen geschonken: God te zien (...); want "wat onmogelijk is voor de mensen is mogelijk voor God" (Lc. 18, 27). H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 4,20,5, vert. Getijdenboek Lect. II,1,65
Als in een spiegel zien wij nu reeds de heerlijke gaven die ons werden beloofd en waarvan we, in geloof, verwachten te zullen genieten. H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 15,36, vert. Getijdenboek Lect. I,3,99 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. 2-2.4,1, vert uit Lat.