
15 augustus 1997
Het Nieuwe Testament gebruikt verschillende uitdrukkingen om de zaligheid te beschrijven waartoe God de mens roept: de komst van het Koninkrijk Gods; Vgl. Mt. 4, 17 het zien van God: "zalig de zuiveren van hart want zij zullen God zien" (Mt. 5, 8) Vgl. 1 Joh. 3, 2 Vgl. 1 Kor. 13, 12 ; de intrede in de vreugde van de Heer; Vgl. Mt. 25, 21.23 de intrede in de rust van de Heer (Heb. 4, 7-11):
Daar zullen wij rusten en zien, zullen wij zien en liefhebben, zullen wij liefhebben en lofprijzen. Dat is wat er op het einde zonder einde zal zijn. Want welk ander einde is er voor ons dan het bereiken van dat Koninkrijk dat nooit een einde vindt? H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 22,30