Door zijn dood en verrijzenis heeft Jezus Christus voor ons de hemel "geopend". Het leven van de gelukzaligen bestaat in het volle bezit van de vruchten van de verlossing, bewerkt door Christus, die hen in zijn hemelse verheerlijking laat delen die in Hem geloofd hebben en die trouw gebleven zijn aan zijn wil. De hemel is de gelukzalige gemeenschap van al diegenen die volmaakt in Hem ingelijfd zijn.
Hij verenigt ons met zijn Pasen: alle ledematen moeten zich inspannen op Hem te gelijken, "totdat zij de gestalte van Christus hebben aangenomen" (Gal. 4, 19). "Daarom worden wij in de mysteries van zijn leven opgenomen (...), één met Hem in zij n lijden, zoals het lichaam met het hoofd; wij delen in zijn lijden om samen met Hem verheerlijkt te worden". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7. vert. uit Lat.