
15 augustus 1997
Het uiteindelijk doel van de hele goddelijke heilseconomie is het binnengaan van de schepselen in de volmaakte eenheid van de gelukzalige Drie-eenheid. Vgl. Joh. 17, 21-23 Maar nu al zijn wij geroepen om woning te zijn voor de allerhoogste Drie-eenheid: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen" (Joh. 14, 23).
O mijn God, Drie-eenheid, die ik aanbid, help mij mijzelf totaal te vergeten om mijn intrek te nemen in U, in eenheid van hart en in vrede, gevestigd in uw eeuwig nù. Moge niets mijn vrede verstoren, niets mij wegtrekken van U, o mijn onveranderlijke God. Elke minuut voere mij verder binnen in de diepte van uw mysterie. Breng mij tot rust en stilte - mijn hart een hemel voor U, een geliefd huis waar Gij rusten kunt. Dat ik U daar nooit alleen laat: ik wil bij U zijn met heel mijn wezen, heel wakker in geloof, heel en al aanbidding, helemaal prijsgegeven aan uw scheppende kracht! Z. Elizabeth van de H. Drie-eenheid, Gebed. vert. Getijdenboek Lect. I,4,156
Deze Bijbelse uitdrukking wijst niet een plaats aan ("de ruimte"), maar een wijze van zijn; niet het veraf zijn van God, maar zijn verhevenheid. Onze Vader is niet "ergens anders", Hij is "aan gene zijde van alles" wat wij kunnen bevatten van zijn heiligheid. Omdat Hij driemaal heilig is, daarom is Hij in de onmiddellijke nabijheid van het nederige en berouwvolle hart:
Terecht hebben de woorden "Onze Vader die in de hemel zijt" betrekking op het hart van de rechtvaardigen, waarin God als in zijn tempel woont. Daarom zal de biddende mens er naar verlangen dat diegene die hij aanroept, in hem woont. H. Augustinus, De sermone Domini in monte. 2,5,17, vert. uit Lat.Met "hemelse,, zou ook bedoeld kunnen zijn degenen die het beeld van het hemelse bestaan in zich dragen en in wie God woont en wandelt. H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. 5,11, vert. uit Gr.
De zaligsprekingen beantwoorden aan het natuurlijk verlangen naar geluk. Dit verlangen is van goddelijke oorsprong; God heeft het in het hart van de mens gelegd om het mensenhart naar Zich te trekken, want Hij is de enige, die in staat is om het te vervullen:
Wij willen zeker allen gelukkig leven, en in het mensengeslacht is er niemand die niet zou instemmen met deze stelling, zelfs niet voordat ze helemaal uitgesproken is. H. Augustinus, De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeërs, De moribus ecclesiae catholicae et de moribus Manicheorum. 1,3-4
Op welke wijze zoek ik dus naar u, Heer? Want wanneer ik naar u, mijn God, zoek dan zoek ik het gelukkige leven. Ik wil U zoeken om te maken dat mijn ziel leeft; want mijn lichaam leeft van mijn ziel, mijn ziel van u. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 10,20.29 (vert. Wijdeveld 309)
Alleen God verzadigt. H. Thomas van Aquino, In Symb. Apostolorum Expositio. 15