
15 augustus 1997
De dood maakt een einde aan het leven van de mens als de tijd waarin hij de in Christus zichtbaar geworden genade kan aanvaarden of verwerpen. Vgl. 2 Tim. 1, 9-10 Over het oordeel spreekt het Nieuwe Testament vooral in de zin van de uiteindelijke ontmoeting met Christus bij Zijn tweede komst, maar het bevestigt ook herhaaldelijk het loon dat ieder onmiddellijk na zijn dood zal ontvangen voor zijn werken en zijn geloof. De parabel van de arme Lazarus Vgl. Lc. 16, 22 en het woord van Christus op het kruis tot de goede moordenaar Vgl. Lc. 23, 43 spreken, evenals andere teksten in het Nieuwe Testament, Vgl. 2 Kor. 5, 8 Vgl. Fil. 1, 23 Vgl. Hebr. 9, 27 Vgl. Hebr. 12, 23 van een uiteindelijke lotsbestemming van de ziel Vgl. Mt. 16, 26 , die voor ieder verschillend kan zijn.
Zodra hij gestorven is, ontvangt iedere mens in zijn onsterfelijke ziel de eeuwige vergelding in een bijzonder oordeel dat zijn leven in het licht van Christus plaatst, zodat hij ofwel een loutering ondergaat Vgl. 2e Concilie van Lyon, 4e Zitting - Geloofsbelijdenis van Keizer Michael Palaiologos, Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi (6 juli 1274), 6 Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 5 Vgl. Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over het vagevuur, Sessio XXV - Decretum de purgatorio (3 dec 1563) ofwel onmiddellijk in de gelukzaligheid van de hemel binnentreedt Vgl. 2e Concilie van Lyon, 4e Zitting - Geloofsbelijdenis van Keizer Michael Palaiologos, Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi (6 juli 1274), 7 Vgl. Paus Johannes XXII, Bul, Over de zaligheid van de heiligen, Ne super his (3 dec 1334), 2 Vgl. Paus Benedictus XII, Constitutie, Benedictus Deus (29 jan 1336), 1-2 Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 6 ofwel onmiddellijk voor eeuwig verdoemd wordt. Vgl. 2e Concilie van Lyon, 4e Zitting - Geloofsbelijdenis van Keizer Michael Palaiologos, Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi (6 juli 1274), 8 Vgl. Paus Benedictus XII, Constitutie, Benedictus Deus (29 jan 1336), 3 Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 7
In de avond van ons leven zullen wij geoordeeld worden naar de liefde. H. Johannes van het Kruis, Avisos y sentencis. 57
Op grond van ons apostolisch gezag definiëren wij dat overeenkomstig de algemene heilsbeschikking van God de zielen van alle heiligen die vóór Jezus' lijden gestorven zijn en van de heiligen (...) en van alle andere gelovigen, die na het ontvangen van Christus heilig doopsel gestorven zijn en die na hun heengaan niet meer gelouterd hoefden te worden, (...) zoals ook de zielen van hen die een dergelijke loutering na hun dood moesten of moeten ondergaan en deze voltooid hebben (...) zelfs vóór ze hun lichaam opnieuw aannemen en vóór het laatste oordeel, en wel vanaf de hemelvaart van onze Verlosser Jezus Christus, in de hemel, in het rijk der hemelen en het hemels paradijs bij Christus in het gezelschap van de heilige engelen verzameld zijn verzameld worden en verzameld zullen worden. Na het lijden en de dood van onze Heer, Jezus Christus, zagen zij en zien zij het goddelijk wezen in een intuïtief schouwen van aangezicht tot aangezicht, zonder tussenkomst van een schepsel. Paus Benedictus XII, Constitutie, Benedictus Deus (29 jan 1336), 1. vert. uit Lat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 49
Want leven is bij Christus zijn: daar waar Christus is, daar is het leven, daar is het koninkrijk. H. Ambrosius van Milaan, Expositio Evangelii secundum Lucam. 10,121, vert. uit Lat.
Wat en hoe groot zal uw heerlijkheid en geluk zijn; toegelaten te worden om God te zien, de eer te hebben de vreugde te verwerven van het heil en het eeuwige licht in gezel schap van Christus de Heer, uw God (...), en in het rijk der hemelen in gezelschap van de rechtvaardigen en de vrienden van God de vreugden van de geschonken onsterfelijkheid te genieten. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 56,10,1 vert. uit Lat.