15 augustus 1997
De dood maakt een einde aan het leven van de mens als de tijd waarin hij de in Christus zichtbaar geworden genade kan aanvaarden of verwerpen. Vgl. 2 Tim. 1, 9-10 Over het oordeel spreekt het Nieuwe Testament vooral in de zin van de uiteindelijke ontmoeting met Christus bij Zijn tweede komst, maar het bevestigt ook herhaaldelijk het loon dat ieder onmiddellijk na zijn dood zal ontvangen voor zijn werken en zijn geloof. De parabel van de arme Lazarus Vgl. Lc. 16, 22 en het woord van Christus op het kruis tot de goede moordenaar Vgl. Lc. 23, 43 spreken, evenals andere teksten in het Nieuwe Testament, Vgl. 2 Kor. 5, 8 Vgl. Fil. 1, 23 Vgl. Hebr. 9, 27 Vgl. Hebr. 12, 23 van een uiteindelijke lotsbestemming van de ziel Vgl. Mt. 16, 26 , die voor ieder verschillend kan zijn.