De rechten van het kind om geboren te worden en te leven in een gezin dat samengesteld is uit een man en een vrouw worden sterk bedreigd. Zo zijn adoptie en de mogelijkheid tot medische bijstand bij voortplanting, voor mensen van hetzelfde geslacht, politieke eisen geworden zoals bij het huwelijk. Dit stelt ernstige vragen die dikwijls omzeild worden in naam van de gelijkheid van rechten van alle burgers ten overstaan van de wet. Reflectie worden vervangen door een gevoel van medelijden dat samengevat wordt door de uitspraak: “laten we mensen van hetzelfde geslacht huwen en de toegankelijkheid tot een nageslacht voor hen vergemakkelijken, aangezien ze van elkaar houden”. Vlug en zonder nadenken gezegd, want is men zeker dat het om liefde gaat daar waar de voorwaarden niet lijken overeen te stemmen? Moet de kinderwens in zijn meest ingebeelde, uit zijn verband gerukte dimensie dan legitiem worden? De vraagstelling gaat nog verder aangezien men in naam van een betwistbare kijk op non-discriminatie, een absolute betekenis van rechten laat horen, een louter gevoelsmatige betekenis van het huwelijk met een onzeker doel en instrumentale conceptie van kinderen. Rechten gaan met plichten gepaard, bijzonder ten opzichte van kinderen.
De inzet is hier niet godsdienstig zoals sommigen beweren, doch antropologisch in de mate waarin de samenleving, maar ook huwelijk en afstamming slechts kunnen berusten op een objectief feit: het seksueel verschil. De “genderideologie” die de Europese en internationale wetten inspireert, zegt dat de samenleving niet meer moet afhangen van het seksueel verschil zoals dat lichamelijk tot uiting komt,maar van het verschil in seksuele gerichtheid. Die komt echter voort uit deelaandriften en zijn ondergeschikt aan de identiteit van man en vrouw aangezien er slechts twee identiteiten zijn: die van de man en van de vrouw. Een aandrift of een seksuele voorkeur zijn nog geen identiteit. Dit te denken, is een ideologische visie die in tegenspraak is met de menselijke conditie. Het kind komt voort uit de vereniging van man en vrouw en uit dit objectief feit vloeit een opvoedende relatie voort.
Als psychoanalyticus ontvang ik homoseksuele personen die zich in verschillende situaties bevinden en met hen ben ik bereid aan hun psychologisch leven te werken om hun bestaan te verbeteren. Maar als burger kan ik niet onder ogen zien dat de samenleving, door tussenkomst van de wetgever, de betekenis van de voortplanting een slechte dienst bewijst door ze buiten de seksuele verscheidenheid te plaatsen.
Wij bevinden ons in een samenleving die het kinderlijke zodanig in stand houdt dat men wil doen geloven dat het doel van seksualiteit zou zijn ze in haar beginfase te houden: een economie van het kinderlijke gebaseerd op deelaandriften, verbeelding, gewelddadige inpalming van de ander en oedipusintriges.
Feminisme evenals homoseksuele eisen zijn de vertaling van een ideologie die de voortplanting ontseksualiseert en seksueel onderscheid ontkent; een afwijzing van een lichamelijk gegeven van waaruit het leven begint.
Het gesprek daar rond - zoals ik benadruk in mijn boek “La différence interdite” (Het verboden verschil) - dat zich baseert op de “gendertheorie” die de betekenis van het seksueel onderscheid in sociale betrekkingen minimaliseert, produceert onrealistische en waanzinnige gesprekken die voortplanting en seksuele verschil van elkaar scheidt. Dergelijke segmentering van de seksualiteit is en zal een bron zijn van geweld waarvan men de uitwerkingen bij jongeren vaststelt. De gewelddadigheid die zich bij jongeren ontwikkelt is onder meer de uitdrukking van het gemis aan draagvlak dat de samenleving biedt, omdat zij gedestabiliseerd is door wetten die ziek maken. Met andere woorden, door wetten te maken die tegengesteld zijn aan het algemeen welzijn, in ethische zin, van het koppel en het gezin, en aan de lichamelijke behoeften, maakt de wetgever de sociale banden en de samenleving ziek.
Het kind onderscheidt zich dank zij zijn vader en moeder. Wanneer men de motivaties onderzoekt van homoseksuele personen die een kind willen, lijkt dat het niet voor zichzelf ontvangen wordt maar dat het dient tot steun van de volwassenen.
De media en de actievoerders van homoseksuele verenigingen eigenen zich zelfs de macht toe om homoseksualiteit in vele televisiereeksen en debatten alledaags te maken, daarbij zwijgend over de psychische problematiek ervan, en om homoseksualiteit op school te propageren. Eén zaak is op te roepen om de personen zelf te respecteren, een andere is huwelijk en voorplanting bij mensen van hetzelfde geslacht toe te laten; laat staan homoseksualiteit op te dringen aan kinderen en adolescenten in schoolverband. Jongeren bevinden dikwijls in periodes van affectieve groei en ontknoping van hun homofiel gerichte seksualiteit (wat nog geen homoseksualiteit is) en moeten vertrouwen krijgen in hun identiteit. In de plaats van hen op weg te helpen naar heteroseksualiteit, biedt men hun homoseksualiteit aan als alternatief, wat het niet is en wat hen doet achteruitgaan omdat zij hun eerste identificaties erotiseren. De meeste jongeren die uit dergelijke seances komen, verbergen een gevoel van opstandigheid omdat zij zich gemanipuleerd weten want zij beseffen goed dat men hen wil meetrekken op een terrein dat geen ware affectieve vervulling biedt. De media en actievoerders van deze zaak willen ten allen prijze een situatie rechtvaardigen waarvan de basis problematisch is. Voor kinderen en adolescenten is een koppel en een gezin, een man en een vrouw. Al het andere is sociaal bedrog en een kwestie van overeenkomst die vreemd is aan het huwelijk en aan bloedverwantschap. Zo wordt de school de inzet van ideologische invloeden onder het voorwendsel homofobie te bestrijden, maar in feite wordt een vreemde manier van doen opgedrongen en ouders uit hun opvoeding ontzet.
Het is in het belang van de samenleving naar de seksuele verscheidenheid te verwijzen in plaats van zich in seksuele vaagheid te nestelen.
De rechten en het belang van het kind staan boven de subjectieve eisen van de volwassenen. Het belang van het kind is betrokken te zijn in een relatie die zijn ontvangenis door een man en een vrouw voortzet.
Het recht en het belang van het kind zijn de onderscheidingscriteria die grenzen stellen aan het recht van volwassenen op een kind.
Vert.: Sorores Christi
Bron: Zenit.org
Publicatiedatum: 10 februari 2010
Laatst bewerkt: 19 september 2015