Nu de eerste commotie rondom het overlijden van Eluana Englaro wat is geluwd wordt het tijd om de feiten onder ogen te zien.
Na een auto-ongeval verkeerde zij 17 jaar lang in een persisterende (aanhoudende) vegetatieve staat. Dit kan nadat een patiënt ongeveer een maand in coma is geweest: de patiënt slaat de ogen op, reageert op enkele prikkels en heeft een slaap-waakritme. Men kan echter geen contact met de patiënt krijgen. Zo'n patiënt kan tientallen jaren in leven blijven door voedsel- en vochttoediening met een maagsonde. Kunstmatige beademing is niet nodig.
Op jarenlang aandringen van de vader was Eluana overgebracht naar een ziekenhuis, waar de toediening van voedsel en vocht is gestaakt. Kort daarna is zij overleden. Is de conclusie dat zij op deze manier om het leven is gebracht? Is hier sprake van levensbeëindigend handelen?
Voor een antwoord gaan we te rade bij het proportionaliteitscriterium. Medische behandeling is geproportioneerd, als de voordelen ervan (kans op levensbehoud, herstel van gezondheid en kwaliteit van leven) in een redelijke verhouding staan tot de nadelen (kans op bijwerkingen, complicaties). Stel dat een patiënt sterft aan een longontsteking, doordat hem geen penicilline is toegediend, waarmee zijn aandoening met geringe kans op bijwerkingen genezen had kunnen worden. Dan moet men veronderstellen dat zijn dood de bedoeling was. Het staken of achterwege laten van geproportioneerde behandeling waardoor de patiënt sterft, is ethisch gezien gelijkwaardig aan levensbeëindigend handelen door toediening van een dodelijk middel.
In de jaren zestig en zeventig werden mensen door kunstmatige beademing soms vele jaren in leven gehouden. Als echter vaststaat dat de kans op het herstel van het bewustzijn heel laag is, dan wordt kunstmatige beademing een ongeproportioneerde vorm van levensverlengend handelen, mede gelet op de risico’s en de complicaties die eraan verbonden zijn. Het staken van de beademing heeft vrijwel meteen tot gevolg dat de patiënt sterft. Maar dit is ethisch niet gelijkwaardig aan levensbeëindigend handelen. De dood is dan niet de intentie van de beslissing om van verdere behandeling af te zien. Er komt een moment waarop aanvaard moet worden dat menselijke mogelijkheden hun grenzen hebben. En die zijn ethisch gezien bereikt als pogingen om het leven in stand te houden verhoudingsgewijs te ernstige gevolgen met zich meebrengen.
Hoe ligt dit bij de toediening van voedsel en vocht via een maagsonde? Het gaat hier om fundamentele levensbehoeften waarvan de toediening op zichzelf altijd geproportioneerd is. De wijze waarop die vocht- en voedseltoediening plaatsvindt, kan echter ongeproportioneerd zijn. Zo is de toediening van voedsel en vocht via een infuus, bijvoorbeeld ingebracht in een ader onder het sleutelbeen, op langere termijn geen optie vanwege infectiegevaar. Soms wordt een neusmaagsonde herhaaldelijk opgehoest en volgt longontsteking door verslikken. Dan kan voedsel- en vochttoediening via een maagsonde ongeproportioneerd worden, hetgeen een reden vormt om ervan te zien. Meestal levert zij echter nauwelijks complicaties op en kan zij probleemloos vele jaren worden voortgezet.
Alles wijst erop dat dit bij Eluana Englaro het geval was. De voedsel- en vochttoediening via de maagsonde was in haar situatie een geproportioneerd middel om het leven in stand te houden. Daarom stond het staken ervan met als gevolg dat zij overleed, bij haar ethisch gelijk aan levensbeëindigend handelen.
En het ging om levensbeëindigend handelen van een menselijke persoon. De uitdrukking ‘persisterend vegetatieve staat’ suggereert dat haar nog slechts een plantaardig leven restte. Dat mensen in een persisterende vegetatieve staat wel degelijk levende mensen zijn, blijkt uit de zeldzame keren dat zij - soms na tientallen jaren - weer tot bewustzijn komen. Het laatste toont tevens dat het in stand houden van het leven van deze mensen niet neerkomt op een kunstmatig verlengen van de terminale fase of het stervensproces, zoals wel is geopperd.
De vader van Eluana Englaro heeft een tiental jaren gestreden voor het stopzetten van de voedsel- en vochttoediening bij zijn dochter. Hij kon haar situatie niet aan. Zijn onmacht en verdriet over haar toestand kan men zich indenken. De beslissing om het leven van patiënten wel of niet in stand te houden mag echter niet afhangen van de gevoelens van familieleden en andere omstanders, hoe begrijpelijk die ook zijn. Dit aspect mag geen rol spelen bij de afweging of levensverlengend handelen al dan niet geproportioneerd is.
Bron: www.medische-ethiek.nl, eerder verschenen in www.trouw.nl
Zie ook:
Publicatiedatum: 22 februari 2009
Laatst bewerkt: 5 juli 2020