Op diverse plaatsen in de Kerk wordt het echte beeld van de priester verduisterd. Er zijn leken (vrijwilligers waaronder kerkbesturen en beroepskrachten zoals pastoraal werkenden) die te priester weigeren te zien als de enige herder en leider van de parochie. Zij proberen zijn taak te minimaliseren of terug te brengen tot die van employé van de parochie. Ze weigeren zichzelf te zien als leden van het Godsvolk wier taak allereerst in de wereld ligt (in gezin, werk, politiek, sociaal werk etc) en die in de parochie slechts een ondersteunde taak hebben onder leiding van de priester wiens eigen taak de pastoraal is. Dat foutieve beeld, dat ook weer opgeld doet op de Duitse Synodale Weg, wordt krachtig weersproken door het onlangs uitgekomen Congregatie voor de Clerus
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk
Instructie
(29 juni 2020). Hieronder een vertaling van een artikel van Mgr. Marian Eleganti, hulpbisschop van Chur (Zw.)
'De priester handelt “in persona Christi”' Voor het volgende neem ik de theologische beschouwingen van paus Johannes Paulus II over zoals hij die in 2001 in een toespraak tot de Plenaire Vergadering van de Congregatie voor de Clerus heeft gepresenteerd H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de plenaire vergadering van de Congregatie voor de Clerus, De priester, herder en leidsman van de parochiegemeenschap (23 nov 2001) Zoals het Tweede Vaticaans Concilie zegt in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) en in 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Presbyterorum Ordinis
Over het leven en dienst van de priester
(7 december 1965). Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12.28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.12 De H. Ambrosius schrijft: “…maar op het moment dat hij zich voorbereidt op de viering van het eerbiedwaardige sacrament, gebruikt de priester niet langer zijn eigen woorden, maar maakt hij gebruik van de woorden van Christus: het is dus het woord van Christus dat dit sacrament tot stand brengt” H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). IV/14: SC 25 De privépersoon van de priester wordt in bezit genomen door de persoon van Christus op wiens plaats hij staat en wiens stem hij is. Hieruit volgt dat de priester het beeld van Christus is. “Op grond van het wijdingssacrament ... worden ze gewijd naar het beeld van Christus.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28. Het concilie spreekt in 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Presbyterorum Ordinis
Over het leven en dienst van de priester
(7 december 1965) van een bijzonder, onuitwisbare merkteken en in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) van een wezenlijk verschil – en niet alleen een gradueel verschil – met betrekking tot de lekengelovigen. “De kerkelijke gemeenschap heeft het priesterschap absoluut nodig, zodat daarin Christus, Hoofd en Herder, aanwezig is”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de plenaire vergadering van de Congregatie voor de Clerus, De priester, herder en leidsman van de parochiegemeenschap (23 nov 2001), 2
De laatste Congregatie voor de Clerus
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk
Instructie
(29 juni 2020) van de Congregatie voor de Clerus is dus een verdediging van de sacramentaliteit van de Kerk en heeft niets te maken met een stap terug en klerikalisme. De beschuldiging van gefixeerdheid op de priester mist de kern van de zaak, want er is geen levende parochie zonder de Heilige Eucharistie, en er is geen Heilige Eucharistie zonder priester. Priesters oefenen de bediening van Christus, Hoofd en Herder uit, volgens hun deel van het gezag. Ze brengen in de naam van de bisschop het gezin van God bij elkaar, dat als een gemeenschap van broeders en zusters naar eenheid verlangt en voert hen in de Geest door Christus naar God de Vader: “Wij zijn dus boodschappers in de plaats van Christus, en het is God die door ons waarschuwt. We bidden in Christus’ plaats: laat u met God verzoenen. (2 Kor. 5, 20); “Men moet ons beschouwen als dienaars van Christus en als beheerder van Gods geheimen.” (1 Kor. 4, 1).
In 2001 benadrukte paus Johannes Paulus II in een van de reeds geciteerde toespraken tot de Congregatie voor de Clerus dat het voor de parochie van fundamenteel belang is om een priester als eigen pastoor te hebben. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de plenaire vergadering van de Congregatie voor de Clerus, De priester, herder en leidsman van de parochiegemeenschap (23 nov 2001) De term “pastoor” is voorbehouden aan de priester, omdat de wijding de onmisbare en onvermijdelijke voorwaarde voor de priester is. Zeker, de gelovigen (charismatische gaven) kunnen hem als medewerkers bijstaan, maar ze kunnen hem niet vervangen als herder omdat ze, zoals Johannes Paulus II hier aangeeft, het gewijde ambt niet hebben ontvangen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de plenaire vergadering van de Congregatie voor de Clerus, De priester, herder en leidsman van de parochiegemeenschap (23 nov 2001), 2 Vgl. Congregatie voor de Clerus, Instructie, De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk (29 juni 2020) Het gaat er dus om Christus, de Goede Herder, aanwezig te laten zijn. De Kerk is opgebouwd rond de bisschop, de parochie rond de priester, die in nauwe gemeenschap met elkaar staan, zoals Ignatius van Antiochië al onvermoeibaar benadrukte in zijn afscheidsbrieven.
“De relatie met de Kerk ligt opgesloten in de unieke relatie van de priester met Christus zelf, in deze zin dat het de “sacramentele vertegenwoordiging” van Christus is die de relatie van de priester met de Kerk fundeert en bezielt.” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 16 De kerkelijke gemeenschap heeft het priesterschap nodig, zodat Christus er als hogepriester, hoofd, herder, leraar en bruidegom in aanwezig kan blijven. Zonder de aanwezigheid van Christus, die de priester in zijn persoon en door de viering van de Heilige Eucharistie meedeelt, zou de parochie volgens Johannes Paulus II geen volledige kerkelijke gemeenschap zijn. Deze fundamentele relatie die de priester met Christus heeft (omdat hij zijn sacramentele aanwezigheid is) vormt het bijzondere profiel en de aard van de priester. Zijn priesterschap is dus ontologisch en niet alleen in zekere mate verschillend van het algemene priesterschap van de gelovigen. Het moet dus niet in zuiver functionele termen worden opgevat (functies kunnen naar believen worden gedelegeerd en overgedragen, maar niet het priesterschap). Dit betekent: het is een sacrament: echt symbool en werkelijkheid.
Reeds Johannes Paulus II waarschuwde voor de gevaarlijke vergissing om toe te geven aan de moeilijkheden die worden veroorzaakt door een gebrek aan priesters en te doen alsof men voorbereid moet zijn op een toekomst zonder priesters. De priester is zeker geen verouderd model, maar constitutief voor het sacramentele karakter van de Kerk, met andere woorden: voor de aanwezigheid van Christus in de Kerk. De priester is onvervangbaar. Het protestantisme heeft met deze apostolische traditie gebroken en daarmee 1500 jaar kerkelijke overtuiging en sacramentele geloofspraktijk in het Oosten en het Westen opgegeven. Laten we oppassen dat we deze catastrofale stap vandaag niet opnieuw zetten, noch regionaal, noch universeel!
Zelfs als de priester in veel dingen (intelligentie, welsprekendheid, leiderschapskwaliteiten, persoonlijk charisma, enz.) individueel kan worden overtroffen door andere niet gewijde gelovigen, doet dit niets af aan het feit dat hij en alleen hij de sacramentele realisatie van Christus, Hoofd en Herder kan zijn. Dit blijkt vooral uit de viering van de Heilige Eucharistie, maar niet alleen. Hieruit volgt de eenheid van zijn bedieningen, namelijk het leiding geven, onderwijzen en heiligen. Alles wat deze eenheid ondermijnt of versnippert en alleen een sacramentele romp van het priesterschap overlaat, moet worden vermeden, als men het tenminste niet helemaal aan de kant wil zetten, zoals in het protestantisme en, meer recentelijk, ook binnen de katholieke kerk.
Het Concilie wilde uitdrukkelijk de eenheid van de drie Munera. Dit moet behouden blijven in pastorale modellen. Degenen die daarvan afwijken, bevinden zich niet langer op het terrein van het Tweede Vaticaans Concilie, ondanks de beweringen van het tegendeel. De priester is de eigenlijke schenker van de Heilige Eucharistie. Maar hij is niet alleen de bedienaar van de eredienst, maar in de Eucharistieviering en daarbuiten, zoals ik al zei, ook herder en leraar (profeet). Hij heeft dus in de leiding in de parochie (resp. parochieverband) de uiteindelijke en hoogste leiderschapscompetentie (als herder en leraar) en oefent die uit in afhankelijkheid van zijn bisschop. Als herder mag hij “zijn gezicht niet verliezen” Vgl. Joh. 10, 14. “Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij” door hem te vervangen door een abstracte, pastorale ploeg die de kudde weidt zonder de priester zichtbaar te maken of hem te aanvaarden als uiteindelijk verantwoordelijke goede herder in haar midden.
Het volgt hieruit: Vanwege het sacramentele karakter van de Kerk is er geen ongewijde ambtsdrager. Het Concilie van Trente wilde al de eenheid van leiderschap en wijding. Met de term “actuosa participatio” had het Tweede Vaticaans Concilie geen klerikalisering van de leken voor ogen, noch het activisme door van de leken in het priesterkoor. De echte taak van de leken is eerder om profetisch aan het werk te zijn op alle gebieden van de samenleving als zuurdesem, zout van de aarde en licht van de wereld. Hier ligt ook hun ware christelijke roeping (categoriaal meewerken in de pastorale zorg).
Helaas moet worden gezegd dat sinds het Concilie deze fundamentele ecclesiologische waarheden die verband houden met het priesterschap en de sacramentele structuur van de Kerk in de hele wereld massaal zijn geschonden. In plaats van dat de lekengelovigen op alle gebieden van de maatschappij met profetisch charisma en hun eigen competenties op basis van hun doopsel betrokken zijn, zijn ze geklerikaliseerd en belast met priesterlijke leiderschapstaken. De priester werd op veel plaatsen zelfs gedegradeerd tot een zogenaamde “priesterlijke medewerker”, namelijk op die plaatsen waar leken, waaronder ook vrouwen, de leiding van de gemeenschap volledig hebben overgenomen. De zogenaamde (leken)gemeenschapsleiders, die als tegenmodel van de priester helemaal niet zouden mogen bestaan, hebben de priester gedeeltelijk verdrongen of gemarginaliseerd. Ze beletten hem soms zelfs om zijn echte priesterlijke taken uit te voeren, zoals de viering van de Heilige Eucharistie op zon- en feestdagen. Ze willen zelf de gemeenschap voorgaan, preken en de communie uitreiken. In ons land gebeurt dit voor een deel ook waar priesters beschikbaar zijn. Dit betekent: leken doen hetzelfde op basis van een missio (een kerkelijke opdracht van de bisschop) wat priesters en diakens alleen op basis van hun wijding (mogen) doen: bijvoorbeeld de verkondiging van het evangelie en de prediking. Dit is subversief voor de sacramentele structuur van de Kerk en ondermijnt deze de facto. Op veel plaatsen wordt de priester alleen getolereerd als medewerker en bedienaar van de sacramenten. Het plan om de priester te reduceren tot het bedienen van de Heilige Eucharistie en de Biecht, dat al gedeeltelijk in onze contreien is uitgevoerd, is fataal voor het priesterschap, voor het sacramentele karakter van de Kerk als universeel heilssacrament en voor de priesterroepingen. We moeten ons er met alle kracht tegen verzetten, want dit alles valt op geen enkele manier onder de apostolische traditie in West en Oost. Het leidt alleen maar tot een nieuwe editie van het protestantisme, dat naar mijn mening de belichaming is van een foutieve, mislukte ecclesiologie.
Het is ook onverantwoordelijk van de bisschoppen om de kwestie van het vrouwelijk priesterschap, waarvan het diaconaat voor vrouwen in het hoofd van velen als voorstadium wordt beschouwd, nog steeds open te houden en de voorstanders ervan tot steeds groter frustratie te drijven in plaats van hen ineen gezamenlijke inspanning tot het juiste inzicht te brengen. Want zoals de Concilies van Trente en Vaticaan II leren, vormt het sacrament van de Heilige Wijding in zijn drie graden een onverbrekelijke eenheid. Door de diepere theologische samenhangen staat het alleen open voor mannen. De onfeilbare verklaring van Johannes Paulus II zal in dit verband niet worden herzien, zelfs niet door een komend Concilie. Degenen die er nog steeds over praten, wachten op God. De priester is het echte symbool van Christus de Bruidegom, de vrouw is het echte symbool van de Kerk, de Bruid van Christus. Steeds weer wordt Gal 3, 26-28 geciteerd Vgl. Gal. 3, 26-28 Vgl. Marlis Gielen, Warum auch Frauen können Priester werden können. om de verschillen tussen man en vrouw irrelevant te verklaren voor de sacramentele voorstelling van Jezus Christus in het priesterschap. Wat hier vergeten wordt is dat deze passage gaat over de waardigheid van het zijn van kinderen van God, waarvoor geen verschil kan bestaan tussen man en vrouw, niet-Joodse en Joodse christenen, enz. Want we zijn allemaal “zonen van God”, zoals Paulus schrijft: man, vrouw, Grieks (niet-Joodse christenen), Jood (Joodse christenen), slaven enz. Paulus schrijft dit zonder tegelijkertijd relevante gender- en sociale verschillen op andere punten in zijn brieven te elimineren. Vgl. 1 Kor. 14, 34 Vgl. Ef. 6, 5
Er kan dus op deze Schriftplaats geen sprake zijn van uitwisselbaarheid van rollen. Onesimus blijft in de rol van de dienaar ten opzichte van zijn christelijke heer ondanks de gelijke waardigheid. Wat verder vergeten wordt, is dat vooral de sacramenten zich bezighouden met de lichamelijke aspecten van het heil, dat wil zeggen met een zichtbare, lichamelijk geïncarneerde representatie van een verborgen werkelijkheid die in beeld komt en via het sacrament wordt meegedeeld. De sacramenten zijn het tegenovergestelde van gnostische, spirituele neigingen die de betekenis van het lichamelijke (het incarnatiebeginsel) ontkennen of proberen te overstijgen, en moeten in dit opzicht als vijandig aan het lichaam worden beschouwd. Het Woord is vlees geworden Vgl. Joh. 1, 14 en leeft dienovereenkomstig in de lichamelijke sacramenten: de historische Jezus van Nazareth. Hij is dezelfde gisteren, vandaag en morgen en voor altijd (Ef. 3, 8). Met andere woorden, Christus is geen onlichamelijke of lichaamsneutrale mythe (net zo min als de mens). De historische man Jezus Christus, die zichzelf zag als de Bruidegom van de Kerk en als het beeld van de Onzichtbare God (Vader) (Joh. 12, 45), is opgestaan, leeft in de sacramenten, leeft en handelt in ons door die sacramenten. Daarom is het lichamelijke, dat wil zeggen het incarnatorische aspect, zeer relevant in de sacramentele representatie van Jezus in het priesterschap en is het niet uitwisselbaar met betrekking tot de vrouw.
Dit doet geen afbreuk aan haar gelijke waardigheid. Proberen het priesterschap van vrouwen te funderen in Gal. 3, 26-28 is een exegetische vergissing. Het priesterschap gaat over de lichamelijke representatie van de verborgen werkelijkheid van Jezus. Immers de historische en verheven Jezus Christus, aanwezig in het sacrament, wordt zichtbaar. Er is alleen maar mens-zijn als man of als vrouw. “Tertium non daretur” (Een derde mogelijkheid is er niet). God moest kiezen om in deze wereld te verschijnen en tot ons te spreken als man of als vrouw. Hij had ook kunnen incarneren als de Sybille van Delphi. Maar dat deed Hij niet. Dit heeft te maken met de symboliek van de seksen: De vrouw symboliseert de relatie van de schepping (Maria) of de Kerk (Maria) als Bruid met de Schepper (Bruidegom). De man symboliseert de relatie van de Schepper of Bruidegom (God/Jezus) met de schepping of de Kerk. Het gaat in dezen dus om de bruidsrelatie. De vrouw als vrouw blijft de symbolische figuur van de bruid of de Kerk en de man dus de symbolische figuur van de bruidegom. Dit betekent niet dat Christus niet in ons allen leeft, of het nu man of vrouw is, of dat de man meer waardigheid zou hebben dan de vrouw. Dit is waar Gal 3, 26-28 voor staat, maar het heeft gevolgen voor onze rol in de kerk.
Er zijn medewerkers van de bisschoppen, theologen, geestelijken en leken die de katholieke leer rond het sacramentele priesterschap en de daarmee samenhangende sacramentele, hiërarchische orde van het Volk van God zoals de hele traditie in Oost en West tot en met het Tweede Vaticaans Concilie geleerd heeft, niet meer aanvaarden. Die bisschoppen moeten opnieuw de moed hebben deze mensen buiten te zetten, om het Mystieke Lichaam van Christus en zijn vergevorderde vernietiging tegen te houden. Vgl. Mt. 18, 15-19
De Congregatie voor de Clerus
De pastorale bekering van de parochiegemeenschap ten dienste van de missie van de Kerk tot evangelisatie van de Kerk
Instructie
(29 juni 2020) van de Congregatie voor de Clerus probeert dit te doen. Ik stel echter vast dat overeenkomstige argumenten en doctrinaire teksten bij deze mensen helemaal niet meer tellen. Hun sofisme is adembenemend. De perfide valsheid bestaat hierin dat deze mensen er per definitie op staan om binnen de katholieke Kerk te blijven, die zij graag “hun kerk” noemen in een soort emotionele usurpatie, om deze vervolgens van binnenuit te deconstrueren, zoals de protestanten in de zestiende eeuw met dezelfde argumenten deden. Maar veel bisschoppen hebben niets geleerd van deze geschiedenis en laten zich liever in de watten leggen door deze medewerkers (m/v), hoewel ze ware leer kennen en die leer verplicht zouden moeten zijn.
“Als uw broeder tegen u zondigt, wij hem onder vier ogen terecht! Als hij naar u luistert, het gij uw broeder gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem dan een of twee van u mee, opdat de hele zaak door de getuigenis van twee of drie getuigen beslist wordt. Als hij ook naar hen niet luistert, leg het voor aan de kerk. Maar als hij ook naar de kerk niet luistert, beschouw hem dan als heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat gij op aarde zult binden, zal in de hemel gebonden zijn en alles wat gij aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn." (Mt. 18, 15-18)
Vertaling: fortesinfide.nl / Pastoor Cor Mennen
Bron (gedeeltelijk): lifesitenews.com
Publicatiedatum: 13 augustus 2020
Laatst bewerkt: 26 augustus 2020